Blader door transcripties » Regionaal Archief Tilburg

archieftoegang 2009, inventarisnummer 44, pagina 12

concureerde voor mij Cornelis voor verstel openbaer Notaris
bij den Edelmogende Rade van Brabant in Sonverhage geadmitteert
burger de vrijheijt Oosterhout residerende ende de geloofweirde
getuygen naergenoempt Niclaes Thomassen van Dongen ende
Marcus Janssen betercelier, dewelcke gesaementlijck te
„
versoecke van de heer Johan Halesend onder presentie
van eede des noot ende versocht werdende te sullen doen
hebben getuijght ende verclaert deughdelick ende warachtich
te wesen, dat sij deponenten op den
hebben gesoort ende gesien dat den voors. reijt en
Gijsbrecht Jacob Lenaerts by den anderen sijde en distoris
ende gespreck hadden coperde seker peert dat den Rei¬
ƒ
eenige tijt tevoren van hem Gijse had gecocht ende
ontfangen, ende onder andere dat hij t voor
Gijsbrecht Jacob Lenaerts vraeghende seide, hoe het
met het voorss. geint was, dat den reqt. daerop
antwoorde, het seer sieck, gelijck hij contier
het staet inden stal, ick hebbe het nu den lester
dranck ingegeven de besten ende den costelicxsten dier 16
het moet daermede onder oft boven, waerop de voors.
Gysbrecht Jacob Lenaerts replicerende seyde, mijn heer
kack doet aen hem pert u beste, soohaest als het
aen de beterhant is, sal ick ’tselve voor vijff ses
a seven dagen laten gaen weijden in mijn Coijlant
weder
daer sal het de alsdan wel eer becomen die
oft diergelijcke woorden, ende is mede gecompareert
Michiel Abraham Aerts perdenoit voor sijnen stil
woonende alhier op de santheuvel, dewelke
ter requiste alsvoor alnoch verclaerde te persisteren
bij sijne depositie voor de heeren schepenen deser vrijheijt
ƒ
Oosterhout op den 28 april lestled, onder de
gegeven ende gepasseert ende wijders onder presentatie
als boven verclaert hij Compt waerachtich te wesen
dat op den 26 der voors. maent april 1694, de
naer der middach aen sijne woonhuijse gecomen is de
voorn. Gijs Jacob Lenaerts, hen deporent
seggende ende bekent maeckende dat den reqt in de
1
aen sijns Gijsbrechts huysinge hadde geweest, ende dat hij
ƒ
reqte wilde ende hem Gijsbrecht hadde aengeseght dat het
ponden
voors. peert suck was, ende dienvolgende ge¬
dese off diergelijck ende obligeert hetselve veront te nemen wijders
vraegende naer de quale off sieckte van ’tselve peert
waerop hij des antwoorde het is daermede niet al
woord
te wel, het is daeraen seer slecht, waerop hij
2
Gijsbrecht repliceerd het soude voor mij seer herte
dat ick ’tselve peert wederomme soude costen ende
want ik hebbe wederom gecocht ende de gen dieren
uijtgegeven, vier dat bij voegende of hebbende
Mijn heer back heeft mij geseijt ende ick hem gelooft
dat ick naer gespeurt oft ende soude comen en
maer ick en salhier nu niet gaen naer sal daer¬
oogen bij ende vier conen sie. Aldus gedaen