Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 2.10.02, inventarisnummer 926, pagina 16

De Slotsom van dit onderzoek gepaard met de vorige is
derhalve, dat in de genoemde streken kolen voorkomen, wier
hoedanigheid hen tot eene bruikbare brandstof zoumaken,
dat dere kolen op verschillende plaatsen aan den dag uit„
komen, maar op geene enkele zich zoodanig voordoen, dat
men daarin grond kan vinden, om tot eene exploitatie
te adviseren. Uit de rigting en helling der verschillende
depots blijkt evenwel, dat hunne aan den dag komenden
de vanden eener kom uitmateen, en het ware mogelijk, dat
binnen deze keom op eenige dieple zich meerdere regelmatig=
heid en misselien ook meerdere dikele in de afpetturg der
kolen vertoonde.
Boven den kleisteen, die de holen dekt, komt op ver
behillende plaatsen aan de Vijckaniki en aan de Sidoe=
vian kalksteen voor, die overal, waar hij ontmoet werd,
is nagegaan en waaruit eenige foasielen zijn verzameld. Voor
het meerendeel waren deze evenwel met zoodanig gecon„
derveerd te verkrijgen, dat de species konden bepaald woeden.
Onder deze foasielen komen voor:
Astica, die van het midden der krijfforma
tie tot in het tegenwoordige tijdvak
voorkomen, doeh hun maiimum
hebben in het.
mioeene tijd
vak
mioeeen
vermoedelijk peeten sarmentieus,
voorkomende in het Weenerbekken
Seelen
Ministerie van Oorlog.
Personeel en Militaire Laken.
Eijtheria, aeldaaam tot op het einde der jura„
formatie, bereikt haar maigimum in het
458
it 1860.
tertiaire
tijdvale voor
al eoeeen.
Met genoegzame zekerheid is dus hieruit af te leiden,
dat de kaltesteen, waarin deze foasielen voorkomen niet
onder is dan de berijtformatie. dij bereiken allen hun
magimum in het tertiaire tijdvale, zoo dat men met de
meeste waarseliijnlijkheid tot dit tijdvak kan besluiten.
om nadere uilapraak te doen en te bepalen of deze halkxleen
zoo als die welke in de huid en Ooster afdeeling van Ao„
neo boven de holen ligt, nummulieten=halksteen is, zou„
den meerdere en beter geconserveerde fossielen noodig zijn.
Inden halkateen zijn geene nummulieten be=
speurd, doch wel eene andere foraminiferen voort, doch
zoo kelein, dat zij niet met rekerhieid zijn te bepalen.
Het blijkt hieruit evenwel genoegzaam, dat de kalk
dteen, welke onmiddelijk de klei delet, die de hool be„
vat, van eene betrekkelijk zeer jonge formatie is.
De missive van den 1en Gouvernements Secretaris
van den 15 December 1659 ne 2900 f noodzaakte mij
om voor het vertrele van den overland mail in het laatel
van December en eenige dagens vroeger, dan ik mij had
voorgesteld naar het Buzeau van het mijuwezen te=
iug te keeren, waardoor ik werd verhinderd meerdere
versteeningen op te sporen, welke mij hadders kunnen
leiden