Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 2.10.02, inventarisnummer 6416, pagina 19

meiking, dat de Onslassesche Kampougs
zoover van het strand verwijders lagen,
dat het manne geselut hen van boore
in geen geval ken bereiken en dat ook
betwijgele werd of de kampongs van
Mladjinga wel door het marine getehut
zouden kunnen werden getucktige.
Dit werd bij missive van 22 Mlaart
1876 25 20 geheim aan de Regering mede„
gedeeldt, met verzaek het besluit van 21
Februarij te voren n534 te willen wijzigen.
Intusschen had de bevelking van
Clladijinga zich wederom aan zeeroof
behuldig gemaakt, waarvan der Regering
mededeeling werd gedaan, bij mis„
dive van 27 April 1876 15 42 ge„
heim.
Aangezien sedert het meest
gunstige tijdstip voor eene mi„
litaire
expeditie op Nias, die
gerekene
werd te zijn gedu„
de maanden
rende
Januarij.
Februarij
tIndlitchen brief van 3 Junij 1876 15 59169 geheiw.
Februarij en aclaact, was ver„
dtreken, zoo werd bij artihel i
van het Gouvernements besluit van
3 Junij 1876 n. 69 besloten, met
intreleking van het besluit van 21
Februarij 1876 1e24 het bevelen eener
militaire of maritieme demonstiatie
tegen de hooger genoemde weer„
spannige kampongs op Nias, door„
loepig in advies te houden.
In het laatst van 1876, be„
gaf de kontioleur van Nias zick
naar Zuid. Nias, tot minnelijke
belindiging der van jaren hervaarts
dagteeleenende geschillen en veeten
tusschen
lt) waarop gebaseerd is de meening dat deze
maanden de gunstigste zouden zijn voor
een expeditie op Nias, is mij niet regt dui„
delijk. Het geheele jaar daar toch wisselen
droogte en iegens zick af op Nias. zoodat niet
van te voren op te geven valt, welk tijdstip
min of meer gunstig voor een expeditie sijn
zal.