Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 2.10.02, inventarisnummer 600, pagina 14

,men, vertrok ik met der Korporaal Koning den 11 naar
Foeveran. De weg was tot aan Ljamboe, de oude hoofel„
„plaats van het distrikt, waarin dit punt is gelegen
„vrij goed. Van daar begaven wij ons in een uiterst woest
„lerrein en moeeten vele kleinere heuvelo omtrekken, eer
,wij aan den voet van ders berg kwamers, waarop het
,signaal is gebouwd. De wilde varkens vertoonden
,zich hier zoo talrijk, dat wij verscheidene malen, zon„
,der van den weg te gaan, een goed schot en op konders
„doen. Maar niet mindter wemelt deze streck van tij„
,gers. sommige des fas worden van tijd tot tijd gerlgeld
,door de bewoners verlaten uit vrees voor de tygers. Hler
„io des te meer te bejammeren, dat aan de verwoestingen
„dezer dieren geen perk is gesteld, om dat het land de
„beste vvoruitzigten voor den landbouw aanbiedt en
„er in het gebergte overal overvloed van water is, het
,geen voor den javaanschen bandbouw de eerote,
,maar ook dikwerf de eenigste behoefte is.
„soen ik boven kwam, bemerkte ik dat rondom het
,signaal en de hut de vergaderplaats der tijgers ocheen
,te zijn, want ik rag overal groote hoopen zoo veroche
,als oude lijgerdick. Gedurende mijn verblijf aldaar
„heeft en zich geen doen zien. In den loop van den dag„
„vrij laat, kwamen de inotiumenten, en ik kondien
,dag weinig meer doen. Den volgende dag werdt ik door„
,den negen verhinderd, te observeren en kwam eerst
„in der ochtend van den 13e. met mijne waarnemingen
„gereed. Ik zond toen de instrumenten voornit haar
Heba
Hebanarars en besloot zelf hier nog een nacht te vertoeven
„In dienselfden nacht werden aan den voet van den berg
,in de nabijheid eener dessa een karbouw en een half
,door twee tijgers aangevallen en verscheurd, en afschoon
,het grooter deel van het aas door de inlanders reed was
,weggevoerd, waren de bloedige sporen van den moord
,nog zighbaar aan de zijde van der weg, waar wij de
„morgens passeerden.
.Den 18 vertrokhen wij vroeg naar Habenaran, en niet
,tegenstaande wij ons onderweg nog hier en daar had.
,den opgehouden met het jagt maken op de varkens, kwa
„men wij vroeg in den voormiddag aldaar aan Daar
,het weder uitmuntend gunstig was, obverveerde ik olen
,geheelen dag tot zons ondergang door. den volgenden moo„
,gen kreeg ik ook nog enkele observatien, maar daar
,het weder begon te betrekken, staakte ik mijne obverva„
„tier. Wij gingen nog dienzelfden avond naar djati=
„lawang, de tegenwoordige hoofdplaato van het Vistriht
„Lpamboe en overnachten aldaar.
Den 16 gingen wij naar Banjoemas en na aldaar
,een dag vertoeld te hebben gingen wij met postpaarden
,naar de dessa Gemelen, en beklommers van daaruit den
„volgenden morgen den berg Besser of liever den top
,van dat gebergte, genaamd d'Hagiv Djamparg, Hloe„
„wel de weg naar boven niet steil is, is zij door de lenge
,vermoeijend. Ik kreeg evenwel, terwijl ik mij hier be„
„vond beroet van den heer de Vogel van Banjoeman
,die door het schroone en vooral ongewone gerigt van
deren