Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 2.10.02, inventarisnummer 5864, pagina 31

hier niet geldt de wyziging van eene wettelyk ingevoer de
instelling, maar eenvoudig eene gewoonte, waarvan zonder
dat daaruit te veel opspraak of sensatie te voorzien zy, stil„
,„zwygend en huishoudelyk door nadere voorzieningen kan vor„
,den afgeweken.
Wat de zaats zelve betreft, zoo acht iks het overbodig daar„
,over met vele woorden uit te wyden; aangenaam nogtans zal
het my zyn van zyde Uwer Excellentie, eenig blyk te bekomen,
dat de maatzegel waarop ik hierby doel, met hare voorken„
,nis en goedkeuring, uitvoering erlangen zal. Welligt echter
zou Uwe Excellentie van oordeel zyn, dat om alle bemerkin.
,gen en verkeerde uitstrooisels te voorkomen, by voorkeur
door een speciaal koninklyk Resliit dusdanige voor„
„ziening werd geregeld; voor dat geval veroorloof ik my
de vryheid, in bedenking te geven, dat daarby tevens werd
bepaald, dat de kettingen nu reeds in gebruik by de ver„
„schillende gecondemneerden door hals banden werden vervan„
,gen; terwyl daarby alvorder het beginsel werd van toepas„
„sing gemaakt, dat in geen geval aan vrouwen, zy mogen al
tot dwangarbeid veroordeeld zyn, de hals band zal vor„
,den aangeret; een beginsel, dat, zoo iks my niet vergis, elders
algemeen reeds wordt gehuldigd, dewyl men daar van
den zegel uitgaat, dat voor deze zwakkere werens de ga„
„vangensbraf, met of zonder verpligten arbeid peeds
genoegzame straf daarstelt.
De Gouverneur
der Holonie Suriname,
WoWdondtleuf Allentlans.
Egh: 17 Mei 71854 1, 183 Gcheim
Haarlem 15 Mey 1854.
nader 1 141 Sept:. 1254 70e, 33 8 Gcheim
vAen
4a is de opar
rcfer de Veos ovrr Agebelantes
Nolten
Uwe Excellencie verlangt myn gevoelen te kennen omtrent de
vraag of de kettingen en vetbengels, waarin de tot dwangaiteid
veroordulden in de kolonie suriname worden geklonken, zouden
kunnen worden vervangen doo een wond gesmeden haesbanx, hoe
janig op Jara in gebruit is, waartoe de Guixmeur van Sunnamen
het rurstel gedaan heeft by zynen lref van den 11 Maart il, welke
bref met de bylagen aan my hy missive van den Heer Seuetars
Generaal van den 6en. deses Litt. B. Gcheim ten sine van ensidera
tien en advies is toegesenden.
noch int den lief van den Guirnneur noch uit die van den
commandaut van het fort Amsterdam, even min uit die van den
procueur generaal is het my dundelyk gewerden, wilke veroor
welden nye persenen of slaven men by dit vurstel o het oog
hust.
wel zoude ik unt de ly de Stuksen gewegde aduysen van de
eden van den holomalen raad Bosch Reith en Ruux vermoeden,
tat men ten diren heeft bedoeld de zoogenaamde bandicte
freyen waarin de tot dwang arbeid voordielde slaven
linken werden, bestaande uit een beugel of yderen baand
in het lyff, waaraan twee zware ytere vettingen gehecht
n hangende aan de regter en luiter zyde van het lig
haam, due weder zyn vastgemaakt ieder aan eene beugel
klanten om elk de beenen even biven den enxel, maar
an moet i. aan metken dat de beschireningen van den
roemuer generaal onthrent de aanleedting tot het gelrute
an die boeyen my minder juistvoorkomen.
,de holmie sunname bestaan, immers bestenden tot dat
Hter van holonien.