Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 2.10.02, inventarisnummer 4, pagina 47

dat de regering zyne be„
„zuaren, opgesamd in zyne
tiuce particuliere brieuen, kei„
„den gedagtichend Maeno den
8. January 1647, naden in
ryse avenweging had genomen,
en als alatsom moest mede„
„deelen, dat zyn beraep ap
het becluit van 14 Mei 1638n. 9.
angegrand was voorgekamen,
en het Gouueunement geener„
hande schade vergoeding ver„
„schuldigd was vaor de nadeele„
welke hem handen zyw tae„
„gebragt daar de faelary des
Nederlandiche Mandelmaat,
schappij te Wutaaia, wegens
het nit kezigen van zyne
turschenkomst tot uitvoering
van hare Commissien.
Stat de regering zich der„
„halue te dezen aanzien moest
gedragen aan hare weds mede„
,gedulde besehauwingen;
dat daaruit volgele, dat
de Regering niet beaamde
de juisdheid van de tegen haar
ingebragte beschuldiging, dat
zy den Cansul in lredict han
hebben benadeld en daos hare
handelinge
handelingen heur Zaw heb„
„ken genoodzaakt zyn gezin
naar Nederland te zeuden.
Heuw werd tevens by haki„
,nets missive van 1 Maart
1647 1557 medegedueld;
dat, uit het voorkomende
in zyne beide particuliere
brieven van 8 January 1547.
de Minieter van Staat, Gau„
„venneur Generaal, had uer„
„meend te moeten becluiten,
elak, na de liquidatie van de
dus uer door hem gedunen
handelszaken, voor hem geen
ander inkamen zaer overblyven
als dat van Gouvernements
wege aan het lansulaat te
Cantaw aerbanden;
dat, dik inkamen slechts is
eene toclage voar den Cansul,
die teuens handelaar is, en
ingeen geual kan worden
vermeerderd;
dat, wanneer hydus ver„
,meende aan dat inkomen
niet te kunnen kertaan, hem
alsdan in bedenking werd
gegeuen, om een verzoek
aan de Regering in te dienen
de