Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 2.10.02, inventarisnummer 317, pagina 18

geen werk genoeg, doch zeer noodig is het, dat de mijn
van tijd tot tijd door een ongenieur wordt geinepek=
=teerd; die Ingenieur kan dan in alle zaken welke de
ontginning aangaan, en waaromtrent verschil van
denkwijze mogt bestaan, beclissen.
By zijne missive van den 5en July van dit jaar
heeft de Resident monsters overgezonden van de drie
Nolenlagen A, Cend, waarvan door mij de bewerking is
aanbevolen en waarover in 's Recidents rapport over
de maand Junij sprake is.
Uit den staat bij het rapport gevoegd gie ik dat
het getal der kettinggangers minstens 466. bedraagt
en alzoo na mijn vertrek van Oranje Naasau hun
aantal met 76. is vermeerderd; ik kan het Gouverne
=ment met grond vergekeren, dat dit eyfer over vol„
=doende is, voor de ontginning te Pengaron.
dle Resident geaf het voornemen te hebben, om van
de kolen der laag A een goeden voorraad aanboord te
willen geven van het eerss komende van 2. M. Stoom.
=schepen, tot het bewerkstelligen eener proef. Ik neem
de vryheid uwe Excellentie eerbiedig onder de aandacht
te brengen, dat de proeven op Uwen laat aanboord
van L. M. Stoomschip Detuvius, door den Homman„
=dant en 1e. officier van dien bodem met den onderge
teekenden zyn genomen om eene beslieving te vellen,
over de waarde der Borneoochekolen voor Htoomgebruik„
dewijl daaromtrent vroeger uiteenloopende rapporten
waren untgebragt.
Naar mijn bescheiden oordeel zijn die proeven
met
2717 A4n8.
Lia
Ravenhage, den 10 Februarij 1851.
met die jorg genomen, als de belangrykheid der saak
vorderde. Was ik had verondereteld, is door die proeve„
bewaarheid; sommige der kolenlagen leverden voor Hoom
gebruik geschikte, anderen daarvoor ongeschickte kole„
en de vroeger uitgebragte, elkander tegensprekende
rapporten, zijn ontataan, door dien men op de mijn
nimmer aan dat verochyneel had gedacht en dus
goede en onbruikbare kolen had ontgonnen en
door elkander afgelevend.
De hoedanigheden en eigenschappen des
vijf ontginbare kolenlagen van Oranje Naasau zijn
bekend; de lagen 4, Oend zijn goed bevonden, de lagt„
t ext. zijn afgekeurd, zoowel wegens mijne bevin„
=ding op de mijn, als wegens den uitslag der proeven.
zoo lang nu geene nieuwe kolenlagen in Orange
waesan worden ontdekt, is het onnoodig proeven te
nemen, welke niets nieuws zoude leeren en alleen
tot verwarring en onnoodige schrijverijen kunnen
aanleiding geven. Ik kan mij dan ook niet begrij„
=pen was den Resident kan bewegen, om aan Uwe
Excellentie te rapporteren, dat hij eene proefneming
wil laten doen met de kolen der laag t, welke nog
geen drie maanden te voren door eene speciale kom
missie, op een daartoe aangewezen Htoomschip
van oorlog, met groote gorg zijn beproefd en voor
Stoomgebruik, allezins zijn geschikt bevonden en
welke intslag aan Elddestr. bekend is.
Wanneer de Resident slechts zorgt dat
geene andere dan de lagem 4, Con D worden ontgonnen
en