Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 2.10.02, inventarisnummer 23, pagina 4

27
dochi dat de Heer Van Mes nittemm op nieuw, bij brieff
van 5t. Januari 1644. op de kaak is keruygekamen, dich thans, be„
„halve op de bovengenoemde dand, ook beroepende op dijn versien„
„Aken als Relikent van Passaraelvan.
in dat het uit dien hoafde wenachelijk is voorgekemen, als
nog intuwinnen de Canxideratien in het aduies van het Endiaeh
Westeur.
Ik zal de eer hebken, thans aan dit verlangen gevolg te geva„
Aet betrekking tat de gevangenneming in 1638. van den
kommaligen koezschoenan van doera kaxta, en de diinaten, hij
die gelegenheid daar den Heer van Nes in den Heer Dollewijn
kuocken, valt geloof ik, na de uitaaerige rapporten vans het
departement van Kalonien aan den Kaninrg, van 7e. December 1647.
L: Mo. en L. ycheuw Nr. 44 6. en 17: Januarg 1644. L:. A. N: 2.
weinig hij te voegen.
die gevangenneming was, ander de koenmalige ontstandig
,heken, une heer nutsige handeling, en dij werd, ook door deze beike
Weeren, met beleld en stautmoekigheid tew uitvaer gebragt.
dach de cir der uitvaering kamt geenkins untalinkend aan het
keide koe, i de icheele daad was daaren bouen un uitvlociael
van de bevelen der kommissarissen in de Voaakenlanden, Mr.
l. Averkus, in Ht. D. Barw Nahuijs van Burgek.
de Kauvenneur dennaal van den Booch, de beste bevorderla
in deze, achtte het verrigts dlechts eene Rauvennements goekkeus„
king wand, in die goet keuning werd, bij depis afschrift bij wogde
ka
Wbij heeft als rezident van Passanauwan, met ijver es voortoa„
kensheid des inzigtens van den Graaf van den Bdaach opgevoegd,
en het waarheeld dier resixentie heeft angetwijfeld de algemeene
uitkreiking der duiker kultuur op Java deer bevandend.
doch zijne diensken, zoo wel in dit opzigt, als gedurende
den Javaachen parlng en later bewezen, zijn reeko, door de envolle
en, tok gelkelijk heer voordeelige ktelling, hem als amddenaar
de dewsk gevallen, en door zijne benaeming tot Rikder van de
orde van den Nederlandachen leeuw, beloond.
wotden
ddavendien mag niet waarbij gekien, dat de inwilligeng van
en verzrek als het onderwerpelijke, am belooning voor diensken
gesulkelijk dijna 20. Janen geletens beeken, een dedenkelijk
aanteeekent deuse daarakelleng, en ongekwijffeld uele andere
verzaeken van den zelfden of van gelijken aand hrude interkk„
en dat, zoo als de kaenmalige Muniaker van Kolaniew, dich
uitsrukt, in zijn rapport aan den Kaning, van 7e. Decmber
1647. e. A. en O. No. 426. gcheim, niet als regel kan warden
aangenomen, dat ieker bewijs van bijzonderen ijver in actiaiteit
bij slants dienanen, oak eene bijkandere beloaning vandert.
Haar aanleiking van de bavenataande avenwegengen, heb ik
de eer, iw overeenakemming met het aduiso van den Raad van
Aekenlandichs Andié, als mijn genaelen te kennen te geven, dat er
geene kenmnew bestaan om in het onderwverpelijke verzaek te trede„
de Ainiaker van Staat.
danouneur Generaal van Nedenl: Enaié,
Milin
Cal