Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 2.01.28.02, inventarisnummer 6, pagina 14

J
1
of bediendens van de geweze W: J. Comp
die dan de opkomende vrandringen
binten emplry mogten vallen, of in
hunne enkomsten verkort, vrij en enve
let medtgelaaten, en zich aan H. Akoe
te adresseee ter bekeming van een sor
tabel pussive uit de Cas van de nieuwe
directie, waar op als dan bellyke reflixi
zoude worden genomen.
Dat de Requestrant, benevens anderen
zich dienvolgens aan H. A. Mog. huft
geadvesseed; alle welke adressen zyn
gesteld in haden van den toenmaligen
a.
Colanie Raad, welke op de 16 oept.
1793. op alle die verzoeken een gediteulleerd
bergt aan A. A Mog heeft en gezonden,
by het welk de Requistrant ondesande
ren tot het genot van een jaarlyksch
didammagiment van ƒ275 is gepoopo
—
need geuorden.
Dat zes Provincien zich met dien voordragt
van de ColmieRaadgaaf hebben gean„
formeed, edech dat de Pooincie van
Holland hare stan des wegens met
heeft uitgebragt; niet uit hoofde van
eenige bedenkingen tegen de zaak
zelve, veel min tegen den Requestrant,
maar int hoofde van de megaliteit
re
welke die Provincie meerd dy dat
ten nadeele van Sommige ambtnaaren
in de gepropieerde didommagemen.
ten gelegen was; het welk aanleiding
heeft gegeven, dat Hten Hoog Mog, den
Colinie Raad, by resolutie van 24
Mey 1794 gelast hebben, eene nader
voordregt te doen; edoch de lolmie
read vemmeenende, dat de voorschr.
voordragt op goede gronden benotte
heeft by haar erste bergt, by eene
nadre Misiveaan H. H. Mog. in d.o
e Julij. 1794 geparsisteerd, en het zelver ge„
vi
f d'oor de daar toe benoemde
Gecmmitteerden
ter
Dat intuisschen deze zaak tot merke
lyk prepsdicie van des Requistrant
by A. H. Mog. is gebleven buiten cinclusie,
tewijl vevolgens in het jaars 795 de
Colnie Raad vermietigd, en door het
Cimite tor de zaaken der W. J. Cola,
nien is vervangen.
Dart hetzelve Conité interfs van de
rechtvaadigheid en bellykheid van dezen
zaak zoo zeer is overtuigd geweest, dat
het zelve in den jaare 1796. de attentee
van de Nat- Vergadering daar op heeft
gevestigd, en, blykens deszelf Missive
in d:o . . Aug: 1796 geinsteed, dat
deze zaak, eefwin het rapport van
„de Colmie Raad zoude worden afgedaan,
daar het een het Camto naa behoon
lyk onderzoek gebleken was, dat het
„niet, dan een blyk der hoogste recht„
vaardigheid zoude zyn, indien de Nat„
Vergadering mogt gelieven goed te vonden
om de pensivenen en gratificatien
volgens voorschr: rapport en Merorie
door het voormaligd bestuur der vols„
nien aan de Vergaderig van H. H Mog
voorgedragen, dadelyk Eer zonder
uitstel te dicrteeren, en te avres„
teer, en midsdien het Comté te
authoriseeren, en de gem: pensoveeden
en gratificatien te voldoen tot den
Nov.s 1795 toe, ten welker tyde
het Connte aan het voormalig bestuu
„der Colinien was opgevolgd.
Dat die voordragt van het Comte als
toen is gemaakt Commissiriaal, en
des wegens fofdiaeenentes
vengemelde Natimnale Vergadering
en zeer geditailteerd rapport
is uitgebragt waar in de voordragt
van het Camté wiedt geapprobeerd
en dien anfmy grad viseed; - dan dat