Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 1.05.11.14, inventarisnummer 751, pagina 94

86
ling Junior, Koopman woonende alhier, de Eerste en de
Princepaal van de Tweede, als gestelde ende derde als geas„
sumeerde Voogd, over de voornoemde Minderjaarigen en
mee de administrateuren van der Zelver goederen,
zijnde dezelve Catharina Hendrina Parcher weduwe
Fredrik Mauritz: Houth M„r Johannes van der Linden,
Junioor en Jan Steeling Junior, in voornoemde relatien bij
de creet van den Hoove van Holland, in dato vijf en Twintig
September deezes Jaars tot het passeeren deeser, by gemelde de„
creet geapprobeerde acte gequalificeerd en geauthoriseert,
dewelke bekenden wel en deugdelyk schuldig te Zijn aan de
burgers Willem Poel en Zoon Kooplieden alhier, als direc„
teurs deezer Negotiatie (: en Zulks ten behoeven van de geene
die de natemeldene Somma aan dezelve Willem Poel en
zoon op de quitantien, ook heer na gemeld wilden koomen te
foerneeren eene somma van vyff en Twintig Duyzend guldens
Hollands Courant geld:) over en ter Zaake van Zo veele Contan„
„te penningen van gemelde Willem Poel en zoon, ontfangen en
genooten, afstaande derhalven, van de Exceptie van onaange„
„telde gelden,
En beloofden Zy Comparanten de gezegde Somma van
vijff en Twintig DuijZend Guldens, Hollands Courant geld, aan
de voornoemde Willem Poel en Zoon, of derzelven opvolgers
in de directie, ten behoeven der geld gevers, of der Zelver recht
verkrijgende, Kost en Schadeloos binnen deeze stad te resti„
tueeren en te voldoen, in de volgende Agt Termijnen, te wee„
„ten, op den Eerste May Anno Een Duyzend Zeeven Honderd
Agt en Neegentig, Eene Zomma van Drie Duyzend guldens,
en Zo vervolgens Jaarlijks Een gelijk gedeelte, en zo bij
uytlootinge tot dat het Capitaal geheel Zal zyn voldaan, ac„
les onder dien verstande, dat het laaste Jaar vierduyZend
guldens Zal betaald worden, en In middels van het Capitaal,
off de niet betaalde Termijnen, ook binnen deeze stad Jntres„
„sen op Coupons te betaalen, op het verscheijnen van ieder
Jaar gereekent teegen Vyff ten Honderd, in het Jaar in„
„gaande primo Maij Anno Een Duyzend Zeeven hondert
Ses en neegentig, en te geduuren, tot de volle en effectueere
voldoening van het Capitaal toe, alles in vrijgeld, zonder
eenige korting hoe genaamt, zullende bij manquement, van
prompte belaaling der Jntressen, zoo meede der gestelde Ter„
„mijn van aflossing van het Capitaal, het als dan restee„
„rende Capitaal, aanstonds moogen worden opgeeyscht en
in die gevalle het zelve illico in het geheel, met de daar op
Verloopene Jntressen en kosten moeten worden afgelost en
Voldaan.—
En