Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 1.05.06, inventarisnummer 9, pagina 18

van de Provincie van Holland ter Vergaderinge hadden
ingebragt de Resolutie van de Heeren staaten haare
Principalen, bij de welke Consenteeren, dat met Con„
„curentie van haare Edle Mog: Gedeputeerdens dezaak
daar heenen gederigeerd zoude worden, dat het Regle„
„ment van den Aigtsten Augusti Zeventien honderd der„
„tig op de Vrije vaart op de Kustvan Africa, onder betaa„
ling van Recognitie aan de West Indische Compag
„nie, met eenige articulen zoude geamplieert werden,
zo als haar Edele Mog. breeder uijt de nevensgaande No„
tulen bij voorschreve Missive zouden gelieven te zien.
Dat de Gedeputeerden van alle de respective Provin
„cien daar in hadden gewilligd, alleen zij haar onge„
„last vindende, aangenomen binnen korten daar op
zouden Verklaaren, waar om dan haar Edele Mogende
ordres des aangaande met alle submissie zouden af„
wagten.
Als mode op het eerste Poinct der huydige beschrijvinge,
zijnde het schriftelijke Rapport, door den Heere Burge„
meester van Citters, over de voorschreve materie over„
gebragt, is goed gevonden en verstaan, dat de Heeren
haar Edele Mog. voornoemde Gedeputeerdens zullen
werden gequalificeert en Geauthoriseert, gelijk ge„
„qualificeert en geauthoriseert werden bij deezen,
met en benevens de Heeren Gedeputeerdens van de
Heeren Staaten van Holland en WestVriesland,
de zaaken ter Generaliteit daar heenen te helpen
dirigeeren, dat voorschreve ampliatie voor de
Vaaert op de Kust van Africa.
S.o Ter conclusie mag werden gebracht in dier
voegen
Voegen als onder de Generaliteits Notalen van
den negentiende Augusti van het loopende Iaar,
en in het Rapport van den Heere Burgemeester
van Citters staat vermeld, van welke laatste Copie
aan deeze Depeche zal werden geannexeert tot
haare narigtinge.
2=o Ende aanbelangende het tweede Lidt van
het voorschreve gerapporteerde, door den Heere
Burgemeester van Citters, namentlijk het
reguleeren der termijnen van betaaling van
het geen de generaale geoctroijeerde West In„
dische Compagnie deezer Landen te pretendeeren
heeft, tot laste van deeze Provintie, met het geen daar
toe verder relatiefis.
Is verder goedgevonden en de verstaan, het daar
over geconvenieerde meede zal werden geapprobeerd
ende geaggreeerd, gelijk het zelve geapprobeert ende
geaggreëert werd bij deezen; en zal dien volgende in
minderinge van de Agterstallige Subsidien weegens
Zeelands quote in de twee honderd Man op den staat
van Oorlog ten behoeve van de WestIndische Compagnie
uijtgetrokken, en welke agterstallen, tot het loopende
Iaar incluijs, beloopen vijff en Veertig Iaaren, ieder
Iaar Vier duizend Acht honderd en Vijftig Guldens,
en over zulks in het geel de somme van twee Maal
honderd achtien duijzend Twee honderd en Vijftig
Guldens door of weegens de Provintie van Zeeland,
uyterlijk binnen vier maanden, naar dat het hier
vooren gementioneerde nader Reglement op het
subject