Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 1.05.01.02, inventarisnummer 8, pagina 54

Sijn Ed benevens sijne verdere Heeren meede Commissarissen, ter
voldoeningh vande resolutien van deeze vergaderingh, in dato den
4 deezer, met Aarnout steenhart; gevoert hebbende het Compagn
schip Brandenburgh, gesprooken hebben over de Consideratien van
den directeur Generael en Raaden, raakende het bouwen van
een sterkte aan Bassan, inderselver missive, aan deeze verge
dering geaddresseert, ende ten voorsz: daghe geleesen, breeder
vervat, dat deselve Aarnout steenhart daarop hadde gedecla„
reert, dat zoo Langh als de directie op de Cust de voorsz: zaak
niet doendelijk oordeelde, de voors: onderneminghe van geen sua
ces, ende vervolgens vrughte loos zoude zijn, dat ook bovendien
het bouwen van een Logie niet zoude voldoen aan het Oogmerk,
’t welk de Comp:e met de negotie aande voors. plaatse zight
stellen zoude, want dat de voorm: Logie niet suffisant gewe
zoude zijn, omme zigh daar te mainctineeren, veel min
dat deselve Logie zoude kunnen geven eenige Veijligheijd an
de schepen van de Compagnie, dewelke uijt deeze Landen ko„
mende, direct aan Bassan voorn: zouden moeten aanlope
om hunne negotie te doen, dat hij Aarnout steenhart in et
vorige tijd aan de Compagnie het voorsz: desseijn niet met
empressement heeft aangeraden gehadt, om dat aan hem als
doen bewust was de genogentheijdt van den Koningh van dat
Landt, maar dat deselve Naderhant Overleden zijnde, men be„
vorens zigh nankeurig zoude behooren te informeeren, off bij
de neegers van dat district dezelve Goede dispositie zoude zijn,
dat men zigh ook daarvan zoude moeten verseekeren met
bondighe, ende beëedigde Contracten, ende wijders nogh door
Ostagiers, dewelke vande gequalificeerste van die Land streekt
zouden moeten zijn, dat sij Heeren Commissarissen het voors
beright van Aarnout steenhart gehoort hebbende, ende daar
bij considereerende, dat de voors. Onderneminghe de Compagnie
zoude kunnen inwikkelen in verwijderinghen met de Engelse
natie, waar uijt veele Onheijlen zouden kunnen resulteeren,
van Adviszouden zyn, dat deeze Vergaderingh de Voorsz: —
zaaken behoorde te verschuijven, Waerop gedelibereert
sijnde, is goedtgevonden, ende Verstaan, welgem: Heeren
Commissarissen te bedanken voor haare genomene moeijte,
en den Heer schorer voor sijn gedaan rapport, ende Wijders
het uijtgebraghte advis te approbeeren, ende ’t zelve te
converteeren in een positive resolutie.
Den Heer schoier heeft aan de Vergaderingh rapport gedaan,
dat sijn Ed benevens den Heere Hlack, ter voldoeningh van de
27.