Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 1.04.02, inventarisnummer 4271, pagina 319

Dat, den Confess=t intusschen van den meede
hoftertot Soontje gehoord heeft, dat den
holten tot Danser aan hem toontje soude
hebben gesegt dat hij ter plaatse van
den burger Pieter Visage geweest zijnde,
aldaar had aangetroffen, den hotten tot Jas„
denwelken aan voorm: Visage had gesegt
dat den baster Thijs aan den burger
Nicolaas Gerrit Klaaszen ter ziner
praesentie gesegt had: dat den burger
Pieter van Heerden, met een Commando
in 't roggeveld koomen zoude, om de hot„
ten tots die aldaar in kleijne Craalen
woordden, dood te schielen, invoegen
den Confess=t daardoor bevreest geworden,
en voorts door voorsz Soontje aangeset
zijnde, om naar eenige in de klipkrans
zynde spelonk te gaan, alwaar sig
meer volk bevond, den Confess sulx ook
gedaan had, en waren toen met hem
meede gegaan, kleijn Jantje, oud Jantje
en zijn Confess=t vade oude Dirk, zijnde
het selve op dien eijgensteijn dag geweest
als klein booij met de verdere hottentots
in de spelonk aangekoomen waaren.
Dat naar dat sijl: 15 dagen in de spe„
lonk geweest waaren hy Confesst met
ende beneevens fix, Claas, Piet, oude en
kleijne Jantje 's morgens vroeg, uijt de
spelonk gegaan waren, naar den schapen
troep van den Landb= wijlen Adriaan
Louw, die daaromtrent in de weijdeliep,
en waarbij den slaaf January den op
pas had, ten eijnde schapen uijt dien
troep te haalen, zynde bij hun vertrek
uijt dat gat, door alle de hottentots, en
dus onderling afgesprooken geworden, dat
zij den slaven jongen Januaij niet alleen,
maar alle de hun voor koomende slaven
en duijtsch volk dood maaken souden,
invoegen voorsz Januarij ondertusschen
dat den hotten tot kleijn Jantje dien Jon„
gen vastgehouden had, door een ander
Jantje, die seedert door Capitain Kees ofte
zijn volk bij de spelonk is doodgeschooten
geworden, met de assagaaij dood gestooken
en door den hottentot Fix intusschen
met een mes de hals afgesneeden was,
hebbende den Confess=t sulx staan aan
sien, waarna sil: een partheij schapen
uijt den troep weg, en naar de spelonk
gedreeven hadden. —
Dat zijl: vervolgens, in seekeren Nagt met
hen, soo niet bieter weet, alle naar be„
heeden gegaan waren, om hun naar de
plaats van Adriaan Louw, op denwelken
den knegt Muller legt, te begeeven, met
voorneemen om soo wanneer dienknegt,
buijten quam, sy denselven doodschieten
en dan den plaats afloopen zouden, om
dus de geweeren, kruijt en loot magtig
te worden, dan vermits zijl door twee
aldaar aangetroffene hottentots meijden
in naame Griet en Caatje waren verwittigt
geworden, dat in huis by den knegt sig
Vier duijtsche bevonden, waren si C: dus be
vreest geworden, en sig oversulx dien Nagt
bij den klipkrans, die digt bij 't huijs is,
tot slapen begeeven hadden, van waar sij
troep