Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 1.04.02, inventarisnummer 4168, pagina 14

666
„tijten soo vind zig den Eijsscher, ampts„
halven genoodsaakt deese zaak aan
uw EE agtb: nader voorte draagen
te meer dewijl voorm: scheepsraad bij der
selver in dato 15 novemb: genoomene besluijt„
over hem Ged: maar provisioneelijk heeft
gedisponeert, tott Cuspens en stilstand van
gagie.
ter materie dan treedende soo sal uw E: E:
agtb:s soo uijt voorm: papieren als ook uijt
't ter requisitie van den Eijsscher gegeevene
relaas van den schipper Willem van Mens
burg alles alhier onder L:a A. tot h.
koomen te blijken dat den ged:e op den 22
dergesegde maand October, wanneer ter Caake
van de gepasseerde abrolhos door voorm:
schipper neevens de andere scheepsofficie
ken op een glas wijn wierd geregaleert
des agtermiddags ten tyde van zijn wagt
heeft kunnen goed vinden eenig volk, en
wel ten getalle van 13 â 14 percoonen
op 't halferdek te laaten koomen, om te
speelen en te singen, beschenkende deselve
rijkelijk met wijn, soodanig dat den
opperstuurman Frederik Janssen
die terwijl dm schipper wat was gaan
rusten, op 't halfverdek sig bevond,
en siende dat het omtrent het beschenken
van hem ged. e aan voorm: persoonen
wat te grof ging, sig genoodzaakt
vond hem ged. te vermaanen, van 't levengem
volk te laaten vertrecken; dog den
gedaagde in steede van deese heussche ver¬
maaninge in vriendlijkheijd aan te neemen,
hier over tooring wordende, heeft hem niet
ontsien daar over, te vloeken en, te schelden
willende de op 't half verdek staande tafel„
waar in egter door den schieman Hendrik
croese belet is geworden, om verre
werpen, vallende wijders genoegsaam
als verwoed den in rust aan Eevengem: Tafel
Sittende oppermeester Pieter van Arum
aan; slaande denselven zijn in de hand
hebbende Theekopjen en pieringtje aan
stucken, en sig wijders niet ontsiende
voorm: opperstuurman, die hem de rust
was recommandeerende in substantie met
herhaalinge en heevige woorden toe te
voegen: wat donder wilje nog mee
straaten, als ik het had willen
doen, hadse tot St Jago
alle naar den donder geweest,
Ia selfs sig soo verre te buyten
gaande, dat hij den schipper, die
daar op door voorm: oppermeer ter
uijt den slaap opgewekt, en te voor¬
„schijn gekoomen zijnde, sig
op de bank teegens de boogh
bij 't nagthuijs was gaan neersetten
sonder woord ofte weerwoord
als dol en verwoed is koomen aan te
vallen, grijpende denselven
gedaagde
aan
O