Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 1.04.02, inventarisnummer 3497, pagina 47

den 14=' April 1777:
Dat voornamentlijk van
het gewasch zal aflangen
7=e Maart ook gepetitioneerde 100000 lb: tammerinde gesui„
„kerde, en alles, wat het uwe Hoog Edelheden verder behaagen zal„
te vorderen zoo spoedig en prompta mogelijk na den Letter te
voldoen, ten einde in dit voornaame poinct van onzen
pligt, uwe Hoog Edelheeden geen minder genoegen toetebren„
„gen, als Hoogst Deselven tot onse bizondere satisfactie, be„
„tuigen dat wij in het gepasseerde Jaar weder hebben gedaan.
wij zouden daar van al nieuwe preuves gegeeven hebben„
indien wij eerder scheepen hadden gehad, om de producten,
die reeds ingesamelt zijn, en opgeschuurt leggen, aftelaa„
„den; terwijl tot het verdere, dat voornamentlijk van
de gewasschen, en het tijdig inkomen der contingenten
dependeert, zig ook alles tot hier toe gunstig laat aanzien,
en inzonderheid het Rijst gewasch gelukkig groeid, maar
vermits daar op ook egter geen zeekere reekening te maa„
„ken is, voor na den oogst, om dat, als het graan zelfs al
aan het rijpen is, een sterke droogte het verdorren, slag ree„
„gens en rukwinder het neerslaan, of muisen en ander
ongedierte het vernielen kan, heeft dit ons aange„
„set bij onse onderdanigen van den 24:' December pas„
„sato, te vraagen, of uwE Hoog Edelheeden behaagden
uit het rijke gewasch van voorleden Jaar, en de teegens„
„woordige ruimte van Rijst, ook eeven als in de Jongste
Jaaren booven de contingenten van dien korl voor
de
25
D