Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 1.04.02, inventarisnummer 10954, pagina 722

niet van de Rhaa loopen zouden, en het welk
dan ook niet geschied is. Dus hij gedaagde
met zijn hoofd voorwendsel van het doopen
te hebben willen toestaan, en de volvoring
van dien ook aan voormd bootsman verbode
te hebben, een naakte en bij hem zeer on
dagtsaame uijtvlugt is: door dien hij geda
de, soo wanneer hij het doopen in 't geheel
hadde willen permitteeren, zulks soo wel
zoude hebben beletten kunnen als dat hij ge
het zelve van de voornde. Manschappen teege
gehouden heeft. Immers indien het zijn
Ernst geweest was, omme het doopen teege„
te gaan, soo hadde hij gedaagde, wanneer
den Boodsman zig teegens zijn absoluut
verbod g'opposeerd hadde, scheeps Raadma
„ten beleggen en den Boodsman daar over
na behooren straffen; waarinne hij ge¬
daagde zeekerlijk dan ook door het gemeen nie
zoude syn gehindert geworden, dewijl het doop
een saak was, die niemand van het gemeen
met genoegen heeft willen ondergaan.
Buijten en behalven dat hij gedaagde, inde
het door hem in geenendeele nog door adsis¬
tentie van zijne Officieren als andere be„
quaame middelen, hadde kunnen teegen„
„gegaan werden, als dan daar teegen moeste
geprotesteert en in zijn overgeleevert Journaa
behoorlijke aanteijkening daar van gehouden
hebben. Edogt het sij soo 't wil, 't blijkt
uijt de stukken dat den gedaagde het dooper
in het minste niet heeft zoeken te beletten
maar