Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Hollandarchieftoegang 1.04.02, inventarisnummer 1061, pagina 14
Transcriptie
Te ontschurdegen, Wat schort den Cappiteijn, Waerom
sij op mij quaet, wat heb Ick gedaen, off den laut
lijdespot met mij, hij heeft soo dickwils geson
omme mij te willen spreecken ende nadat Jek ser
ontboden hebbe, en is hij niet gecomen, Eierop geant Ho
sijnde, datter niemant We het loff vondes Pangerans
wegen bij ons geweest was, bleef sij dien niet tegenstaede
daer bij noemende oock een man dien sij seijde ge
te hebben welck noohtars soo uieten is, hoe we
niet te beschrijven en sijn alle deseraetijcken die gebruij
worden, omme den handel bij ons aengevangen te verheer
ende eenige adccantagie off ooidelycke Conditie te
becomen oude ons met een slentien te paijen, soo en
hebbe om redenen niet wilen naerlatten disprocuat
allene te adviseeren, soe wel zien ontellijcke andere
van groote Conjequertie omgaen,
doorsaecke vande gemelde absurditeijt is dese, Op decon
vant hert hebben wij twee aduiemael den Lang
ontboden, dat him selffs een geerre soude spreecken v
saecken van groots gewielte, daeraen soo wal sij
als onse Welstant was langende, Alsoo dit Jacht
Weningerij van U. h. daerom expresselyck gesonden Was, Linop
ant woorde sij alsdoen in despost te sijn, bad daerover
dat 2. sdaegs saude vertonien, zij soude mij ontbieden
soo laest wat beter dispoort Waire, Interim heeft
hij gelijck Ick we Eseken wete, ge
de grooten gedelebereert, wat voor hun best gedaen
Abaer, hoe na, ons comen soude, off het best waere
dat hij jemant bij mij soude senden, off hij selffs b
mij soude gaen, dan off mij ten Lave saude ontbieden
doch laer ertlycke Conclusie is mij onbekendt
Maer Alsoo wijleeden vant loff geen vorder bescheet Cregen,
resolueerden der waets niet weder te seijnden, Omme
geen laeste te betooren noch oock dat onse verseeken
aen hem niet en behoefden te verweeken, maer wil
ander raet witten, op dat selffs soud senden erde
wij te meer mochte borderen, den Langorey als
waeaeltich verdende 'Tgene Iik laddelaets verlueij
als te weten dat nietmen ten lave om audientie soud
seijnden dewijle soo lange suudende en mij bewlees
sondt, man dat Ick v. h. advije vande
volgens haer last audient:e versoeht te hebben
sij op mij quaet, wat heb Ick gedaen, off den laut
lijdespot met mij, hij heeft soo dickwils geson
omme mij te willen spreecken ende nadat Jek ser
ontboden hebbe, en is hij niet gecomen, Eierop geant Ho
sijnde, datter niemant We het loff vondes Pangerans
wegen bij ons geweest was, bleef sij dien niet tegenstaede
daer bij noemende oock een man dien sij seijde ge
te hebben welck noohtars soo uieten is, hoe we
niet te beschrijven en sijn alle deseraetijcken die gebruij
worden, omme den handel bij ons aengevangen te verheer
ende eenige adccantagie off ooidelycke Conditie te
becomen oude ons met een slentien te paijen, soo en
hebbe om redenen niet wilen naerlatten disprocuat
allene te adviseeren, soe wel zien ontellijcke andere
van groote Conjequertie omgaen,
doorsaecke vande gemelde absurditeijt is dese, Op decon
vant hert hebben wij twee aduiemael den Lang
ontboden, dat him selffs een geerre soude spreecken v
saecken van groots gewielte, daeraen soo wal sij
als onse Welstant was langende, Alsoo dit Jacht
Weningerij van U. h. daerom expresselyck gesonden Was, Linop
ant woorde sij alsdoen in despost te sijn, bad daerover
dat 2. sdaegs saude vertonien, zij soude mij ontbieden
soo laest wat beter dispoort Waire, Interim heeft
hij gelijck Ick we Eseken wete, ge
de grooten gedelebereert, wat voor hun best gedaen
Abaer, hoe na, ons comen soude, off het best waere
dat hij jemant bij mij soude senden, off hij selffs b
mij soude gaen, dan off mij ten Lave saude ontbieden
doch laer ertlycke Conclusie is mij onbekendt
Maer Alsoo wijleeden vant loff geen vorder bescheet Cregen,
resolueerden der waets niet weder te seijnden, Omme
geen laeste te betooren noch oock dat onse verseeken
aen hem niet en behoefden te verweeken, maer wil
ander raet witten, op dat selffs soud senden erde
wij te meer mochte borderen, den Langorey als
waeaeltich verdende 'Tgene Iik laddelaets verlueij
als te weten dat nietmen ten lave om audientie soud
seijnden dewijle soo lange suudende en mij bewlees
sondt, man dat Ick v. h. advije vande
volgens haer last audient:e versoeht te hebben
Bronvermelding
Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland, archieftoegang 1.04.02, Inventaris van het archief van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), 1602-1795 (1811), inventarisnummer 1061, Heren Zeventien en kamer Amsterdam, INGEKOMEN STUKKEN UIT INDIË, Kopie-resoluties van gouverneur-generaal en raden, Kopie-resoluties van gouverneur-generaal en raden in de serie overgekomen brieven en papieren uit Indië aan de Heren XVII en de kamer Amsterdam, 1610-1637, 1616 juni 23 - aug. 4
Scan + Transcriptie
Klik op de afbeelding om het te vergroten en de transcriptie ernaast te zien
Kunstmatige intelligentie (AI)
De transcriptie is door de computer gemaakt via automatische handschriftherkenning.
De samenvatting wordt door de computer gemaakt op basis van een taalmodel.
Beide kunstmatige intelligentie taken zijn niet perfect, maar vaak ruim voldoende zodat het historische document begrijpelijk wordt.
De samenvatting wordt door de computer gemaakt op basis van een taalmodel.
Beide kunstmatige intelligentie taken zijn niet perfect, maar vaak ruim voldoende zodat het historische document begrijpelijk wordt.