Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 1.04.02, inventarisnummer 1057, pagina 53

38
3
Desen alleen sal dienen om U. Ed: te verwittigen. den Staet ende.
standt van Bantam, & Jacatra.
Den Panjoran van Bantham, oom vanden Jongen Coninck, Is
even silperbestirauiseert, een ijder int Generale, soo wel over
sijn eijgen natie, als over alle vreemdelingen, hij Regeert alleen
absoluijt, sonder ijemandt van andere heeren te erbesnnen, alleen
bij hem hebbende, drij ofte vier geschoorden Chinnesen, met eenige
lingen, die hem alles advoijeren wat hij seijt, ende tot tollen. ende
dachies verwecken, Ick heb verscheijde Reijsen met hem gebitsiaert
ende verscheijde propoosten met hem gehadt, soo van't affbreken
van t' huijs, als mede den brandt Daerop gevolcht, hij exsuseert
hem seer. seggende dat de superbe procedusien van Conteels—
Daer van de oorsaeck syn geweest, blijft niet te min obstinaet
ons te permitteren, een ander huijs te maecken naer behooren,
hij heeft ons eens toegelaeten een huijs te maecken, van
vyff talff vadem hooch, ende de muijren op een seeckere dicte
derhalven metten Chinnesen gehandelt, om hout, Calck, &nd steen, als
mede het opbouwen vant huijs geaccordeert, waertoe een
goede pr tije gelts geavancheert is geweest nu steen, hout,
ene salck bijderhant hebbende. heeft ons laeten weten, het
huijs nijet heger te laeten maecken als drij vadem sonder soldt.
aen elcke einde vant huijs. een venster, waermede wij In
geender manieren gedient en souden sijn/. hem niettemin beleefdelijk
Daerop geantwoort dat hi wilde Regart nemen, dat wij
Dit teggenwoordige Jaer. 1614. Alleen gesocht hebben vande
Chinnesz alle haer sorcheleijn. ende meest salle andere waeren,
en daertoe geen plaets en hebben, om d'selve te bergen, ende door
faulte van een huijs, ende geen Schepen hier hebbende. veroorsaeckt
souden syn, om te eviteren, den brandt, de goederen aende Chinnes.
te laeten, mede dat hij soude overleggen, dat wij Coop ende alle
de goederen vand Chinnesen, een groote ende bequame plaets
behoorden te hebben, om die te bergen, het schijnt. dat hij
ons vreest. Daeromme nijet toe en laet, Dat wij een groot
huijs mogten maecken, Een seeckeren tijt geleden. Is hij gecomen
met sijn suite. In onse loge woorde hem gsepresenteert.
mijnnen stoel om op te sitten, die hij alvoirens van onderen
besach ende betaste off daer eenich Cruijt hadde mogen
onderleggen, Corts daernaer gecomen sijnde van Jacatra.
dede mijn aendienen. off ick met hem ter see wilde guen spelen
ende dat hij den Jongen Coninck met hem soude neemen op
een tijt dat wij hier geen schepen en hadden. alsoo dat ick met
Edele voorsienige seer discreete heeren
Bantam.