Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 1.01.02, inventarisnummer 9125, pagina 7

seshonderdt drie en veertigh ponden, seever
tien schellingen, en drie veerde groot, als
blijckt uijt de reekeningh hier aghter
sub Na. 6.
Bij deese geleegentheijdt heeft de Magi„
straet van het vrije, sigh bij memorie, aen
ons geaddresseert versoekende, dat de be
soigne, op haere overgegeevene memorien, rae
kende de poinctingen en settingen, van Mil
delburgh en Vlaenderen, maght werden bij
de handt genoomen. wij voegen die me„
morie hier aghter sul No. 7a en refereeren
ons, tot den inhoudt van deselve.
dien selfden dagh, hebben wij opgenoomen
en geslooten, de reekeningh van de Stadt
Oostburgh, seedert den 5 junij 1741, tot dato
deeles, en bevonden, een schaedelijck slet; ter
evenen
somma van seeventigh ponden, elf
schellingen, en ses grooten, sijnde den ge„
heelen ontfangh honderdt twee ponden een
schellingh en elf grooten, en den uijtgaef,
een honderdt neegen en seeventigh ponden,
dertien schellingen en vijf grooten, als con„
steert, uijt de overgegeeve reekeningh
sub No. 80
voorts hebben wij de Magistraet aldaer veran„
dert, als te seen sub No. 9.
Wy hebben ter voldoeninge van U Hoogh
Mogende resolutie, van den 22 Meij laest„
Oostburgh.
Hardenburgh.
leeden, voor ons laeten koomen, de Magistraet
van Oostburgh en Jacob Bliek, en sijn parthijen,
door onse tussenspraek, vrindelijk en in der
menne geaccordeert, blijk ende sub No. 10.
Bij deese geleegentheijdt, heeft de Magistraet
van Oostburgh ons versoght, in het verbael te
willen brengen, ten eijnde bij U Hoogh Mogende
moghte werden geapprobeert, der resolutie
bij de Magistraet, ingevolge het voorbeeldt
van die van Sluijs en andere Steeden over
het opbouwen van vervallene huijsen, genoo„
men, en waer over de Magistraet sigh reets
op den 22 Meij, aen UHoogh Mogende heeft
geaddresseert
op den 13 junij hebben wij ons nae Harden,
burgh doen transporteeren, en sijn buijten
de spoort door de Magistraet verwelkomt,
en op het Stadthuijs gebraght, alwaer wij
door den Pradicant, uijt naem van den
setkenraedt sijn gecomplimenteert, vervol„
gens hebben wij geslooten de reekeningh
seedert den 7 junij 1741 tot dato deeses, en
bevonden een batelijk slet, van een hon„
derdt seessen en taghtigh ponden, en ses
grooten vlaems, sijnde den uijtgaef geweest
aght honderdt doen en 't neegentigh penden,
ses schellingen en tien grooten Vlaems, en
den ontfangh een duijsendt aght en
seeventigh ponden, seeven schellingen
en vier grooten, als blijkt, uijt de hier