Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 1.01.02, inventarisnummer 9124, pagina 9

Philippine
Sas van Gent.
Den 11. Junij zyn wij van Biervliet vertrokken
en den 12 8e. voor Philippine gesoomen, en
aldaar door den Commandeur, ende Magistraat
alsmede door de Predikant van de plaats
Verwelkomt, daarna aan Land gegaan, ende
Rekening opgenoomen ende geslooten, en
bevonden een profijtelijk slot van seventien
ponden, en Elf grooten, zynde den Ontfangst
geweest Een hondest veertien ponden, en
een groot, en d'Uytgaave sesent' negentig
ponden, Negentien Schellingen, en twee
grooten, als blykt uyt d' Rekeningh Borderes
hier bij gevoegt sub Na. 18.
En is daarna de Magistraat door ons verandert
als blijkt uit d'Acte sub Ne. 19.
Den 13de. van Philippine vertrokken zijnde, arriveerde
wij ontrent 2 Uure Smiddags tot Sas van Gent;
en aldaar door de Officieren van t' Garnizoen
de Magistraat van de Stad, en van de Predikante,
zoo van de Duytsche, als Fransche Gemeente
Verwellekomt.
Den volgende dag heeft de Magistraat ons van het
Jacht afgehaalt, en na het Stadhuys geleijd, alwaer
wij hebbe gehoort, opgenoomen en geslooten de
Stads Rekeninge ingegaan den 1 April 1740: en
Expirerende den laaste Maart 1741.
Eerstlijk die van de middelen, waar van het slot, is
profytelyk bevonden te bedraagen de somma van
drie hondert, Een en tachtig ponden, Negentien
schellingen, vijff en een quart grooten.
Ten tweede die van d'Axeijnsen, het te goede
zijnde slot bedragende vier en dertig ponden,
ses Schellingen, Itler en een Belbelt groot, als
blijkt, zoo dat het geheele slot uijtmaakt,
de somma van vier hondert, sestien ponden, ses
schellingen, drie en een halve groot, gelijk
blijkt uyt de Rekening de Borderel sub N.s. 20.
Wijders hebbe wij (volgens de Resolutie van den 3 December
1737 van haar Hoog Mog::) in consideratie genoomen
de Borgtogt door den Ontfanger Olingius gepasseert tot
Een hondert pond Vlaams, en Calroo de Somma van
voorschreeve slot deere borgtogt verre suurpasseerde)
hem geregt dat wij oordeelde dat hij de Borgtogt
Noodrakelyk moest verhoogen tot het voorn: Slot;
Dog den voorn: Ontfanger heeft ons geavanceert
dat het voorschr: Slot seer zoude verminderen,
zoo door het ophouden van de stuyver op de Stoop
van de wijnen, en gedisteleerde wateren, Jaarlyks
bedragende circum circa een hondert ponden
als door de onkosten meede die de Stad tot
de verdieping van de haaven zoude moeten doen,
zoo dat het slot van Rekening daar door een
merkelyke diminutie, in dit jaar zal lijden,
Verzoekende om voorschreevene redenen, dat
hij mogte zijn geëxcuseert om zijn borgtogte te Verhogen
Welke Redenen bij ons in consideratie genomen zijnde,
hebbe wij gemeent niet het minste te kunnen
afgaan van de Resolutie van U Hoog Mog:
van den Jaare 1737. maar dit zyn Verzoek te
moeten brengen ter Diliberatie van UHoog Mog:
ten eijnde dezelve daar in zodanig glieven
te disponeeren, als na haare hooge wijsheijd
zullen oordeelen te behooren.
De Bergie- Schippers van hier op Gent en Vice versa
varende, hebben aan ons een Request gepraesenteert
te kenne gevende den slegten toestand van hun Veer„
en bironder in deeren tijd, dat de Gentse Vaart word
opgeslooten, verzoekende om ontheffinge van de
vijff ponden Vlaams, die zij Jaarlijks verschuldigt
zyn tot een Recognitie te betalen: het welk
wij na ingenoome informatie van de Magistraat,
aan haar voor een Jaar hebbe geaccordeert.
wij hebbe meede aldaar ter zelver tijd de Regering
gecontinueert, als blijkt uijt d'Acte subN. 21.