Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 1.01.02, inventarisnummer 4663, pagina 42

Coningh van Denemarcken, sigh van het geheele
Land, uijtgenomen vande Stad van Emden en
Grietsijl, heeft meester gemaeckt; dat wel een
gedeelte vande Deensche troupes is te rugge
gesonden, maer dat wederom andere, onder
de naem van Keijserlijcke Sauvegardes, sijn
aengenomen, tot laste van het Land, waer
mede allerhande executien werden gedaen,
onder de naem en praetext vande keyserlyke
decreten te executeren, aen welke decreten,
waerbij die geene die men de naem van
Renitenten geeft, verclaert sijn, goed en leven
verbeurt te hebben, men wil dat de Stad van
Emden, en die het met haer houden, op dewelke
de naem van renitenten toegepast werd,
sigh blotelijk en sonder eenige reserve ofte
mentie van privilegien, regten ofte Accorden
te maken, sullen submitteren. Dat het
voorneemen schijnt de Regeering van Oost„
friesland geheel te veranderen, aen de
Stenden ende specialijk aen de Stad van
Emden, die soo wel als de meeste Edelluijden
vande Landdagen uijtgesloten werden, van
alle haere regten, gefondeerd op de Accorden,
en Verdragen, te ontsetten: want of wel
voorgegeven werd, dat de intentie geensints
soude sijn de Accorden en Verdragen te ver„
nietigen, ende ook daer toe in schijn een
nieuwen eed is geformeert, die men wil hebben
dat gepraesteert sal werden, soo is daer bij
gevoegt een Clausule, medebrengende, dat de
Privilegien, Accorden en decisien onderhouden
sullen werden voor soo veel die niet con„
trarie sijn met de relatie tusschen Furst
en Onderdanen: met welke clausule alles
gerenverseerd werd, en alle de voorgaende.
Privilegien
16 February.
29.

Privilegien, Accorden en decisien afhanke„
lijck gemaeckt vande wille vanden Furst, die
de magt in handen heeft. Dat haer Hoogh
Mogende niet kunnen sien, dat op dien voet
de ruste ende eenigheijd in Oostfriesland sal
werden herstelt; dat haer Hoogh Mogende
soo bij Sijne Keijserlijke Majesteijt als verder
daer sij gemeent hebben dat het eenigen nut
soude kunnen doen, verscheijde malen gere„
praesenteert hebben het interest, dat sij inde
conservatie van Oostfriesland hebben, ende de
gevolgen die uit dese proceduren te dugten
sijn, ende versogt, dat door meer bequame
temperamenten de ruste in Oostfrieslandt
moge werden herstelt: dat sij telkens aen
Sijne Majesteijt van Pruijssen kennisse
hebben gegeven van het geene door haer gedaen
is, Dat hij Heere van Keppel vervolgens
sal versoecken, dat sijne Majesteijt door sijne
goede officien en veel vermogend Credit, bij
den Keijser, bij den Furst van Oostfriesland,
en daer het meerder van vrugt kan wesen,
wil helpen effectueeren, dat de saecken in
Oostfriesland met meerder moderatie be„
handelt, en de Regeeringe daer opden ouden
voet herstelt en geconserveert moge werden,
met de Stenden en de Stad van Emden,
en die het met haer houden, te laten bij haere
regten en Privilegien; Ende dat Sijne Maje„
steijt aen haer Hoogh Mogende wil mede
deelen sijne hoogstwijse Gedagten en conside„
ratien, hoedanigh sulx best geeffectueert
sal kunnen werden.
Aen gemelde Baron van Keppel sal terhanden
gestelt werden copije vanden brief door haer