Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland
archieftoegang 1.01.02, inventarisnummer 3816, pagina 495

Transcriptie

[9] DE Heeren Gedeputeerden van de Provincie van Zeeland, hebben ter Vergaderinge ingebraght en laaten leesen de Resolutie van de Heeren Staaten van hoogh gemelde Provincie haare Principaalen, genoomen op de Resolutie en Missive van haar Hoogh Mogende van den aghtienden September laatstleeden, raadende de saacke van de Munte; volgende de voorschreeve Resolutie hier na geinsereert.Extract uyt het Register van de Resolutien der Heeren Staaten van Zeelandt.Den 21 December 1761.DE Raadpensionaris heeft, ter voldoeninge aan hun Edele Mogende Resolutie van den tweeden November jonghstleeden, gerapporteert de consideratien en het advis der Heeren hunne Edele Mogende Gecommitteerde Raaden, op de Resolutie en Missive van hunne Hoogh Mogende van den aghtienden September te vooren, in antwoord op hunne Edele Mogende Missive van den een en twintighsten April deeses jaars, raackende de saacken van de Munte. Waar op gedelibereert zynde, is goedgevonden en verstaan, de Heeren hunne Edele Mogende ordinaris Gedeputeerden ter Generaliteyt aan te schryven en te gelasten, gelijck geschied by deesen, omme ter hooghgemelde Vergaderingh te declareeren, dat het hunne Edele Mogende toeschynt, dat gemelde hunne Hoogh Mogende Resolutie van den aghtienden September jonghstleeden, wel light genoomen is op het voorgedraagene in het Besogne door deese of geene der Bondgenooten, en dat hunne Hoogh Mogende in de kundigheyd van deselve soo veel vertrouwen hebben gesteld, van sonder nader ondersoeck gepersuadeert te zyn geweest, dat de allegatien, door dien der Bondgenootenm gedaan, waaren van de uyterste justesse. Dat hunne Ed. Mogende wel gewenscht hadden, dat hunne Hoogh Mogende de positiven in hunne voorschreeve Resolutie en Missive vervat, wat nader hadden gelieven te examineeren, alvoorens daar van gebruyck te maacken, wyl het seer light konde gebeuren, dat die geene, die deese positiven hebben aan de Rand gegeeven, haar selfs vertrouwt hadden op informatien, die gehasardeert en sonder bewys konden zyn, soo als niet duyster is te penetreeren, gepersuadeert zynde, dat in hooghst der selver voornoemde Resolutie en Missive niet soude hebben kunnen invloeyen een narré van faiten, die haar Edele Mogende vermeenen niet bewyselijck te zyn, en dat hunne Edsle Mogende om die reeden liever gewenscht hadden, dat 'er van het Besogne van den aghtienden September jongitleeden, een rapport waare uytgebraght geweest, op het welck ieder der Bondgenooten occasie konde gehad hebben desselfs remarques aan hunne Hoogh Mogende voor te draagen. Dat hunne Edele Mogende derhalven de voorschreeve Resolutie en Missive wat nader geëxamineert hebbende, daar omtrent moeten remarqueeren: dat by de introductie van hunne Hoogh Mogende voorschreve geresolveerde word gepasseert de discussie over hunne Edele Mogende sustenue, vervat in der selver Missive van den een en twintighsten April laatstleeden : declareerende hunne Hoogh Mogende, niet te sullen treeden in een ampele discussie of refutatie van bet geavanceerde by gemelde Staaten op dat poinct, het welck hunne Edele Mogende sigh voor soo verre kunnen laaten welgevallen, wyl, soo lange de Prowincien van Gelderland en van Utrecht niet geënerveert hebben de remarques op der selver respective Resolutien by de Missive deeser Provincie van den een en twintighsten April jongstleeden vervat, deselve oock soo langh blyven in haar volle vigeur, schoon hunne Edele Mogende eghter van oordeel zyn, dat suscks de eenighste wegh was geweest, om een afeynde van de difficulteyten te maacken, van de aequiteyt van hunne Hoogh Mogende vertrouwende, dat hooghstdeselve, gepersuadeert van de reghtmatigheyd van het gesustineerde deeser Provincie, geen de minste swaarigheyd souden maaken, deselve het effect van dien te laaten volgen, niet willende denken, dat hunne Hoogh Mogende, geconvinceert van het reght deeser Provincie, alle amiable schikkingen souden gelieven af te snyden. Dat hunne Edele Mogende hier vooraf laaten gaan, dat deselve van begrip zyn, dat het drie en twintighste Articul van de Pacificatie van Gent, als meede het twaalfde Atticul van de nadere Unie van Utrecht, by de Geconfedereerden niet tot ooghmerk hebben gehad, bet introduceeren van een uniforme ordre op de Munten, aan ieders respective Souverainiteyt beboorende, en dus oock niet het introduceeren van een algemee nen Penningh voor alle de Provincien, Leeden van die twee Tractaaten respectivelijk , alsoo uyt de handelwyse der Provincien het contrarie is af te leyden: hehbende die van Holland al in den jaare vyftien honderd sestien, selve een afsonderlijke Munt geslaagen, het welck nagevolght is door alle de andere Geconfedereerdens, en onder die, meede door deese Provincie assonderlijck, soo als duydelijck blyckt uye die Penningen selve, van welcke uytbeeldingen voorhanden zyn in het statutair Munt Placaat van den jaare vyftien honderd ses en taghtigh. De Generale Staaten, namentlijck de Geconfedereerdens by de Pacificatie van Gent, hebben in het jaar vyftien honderd seeven en seeventigh, wel geordonneert een Gouden en een Silveren Penningh, met overlegh en concurrentie van den Koningh, dogh die Penningen zyn by geene der Provincien anders gehandelt , dan getolereerde Penningen binnen haare respective Staaten. Dat hunne Hoogh Mogende de erectie van de teegenwoordige Muntkaamer stellende in den jaare vyftien honderd ses en taghtigh, en dat de eerste Generaalmeesters souden geweest zyn Hendrick van Nispen, te vooren Generaalmeester van de Hollandsche Munt, Jacob Slooten Generaalmeester van de Geldersche Munt, Hieronimus Bruynzeels en Hendrik van Zuylen, te vooren Generaalmeesters van de Utrechtsche Munt, hunne Edele Mogende daar op moeten remaiqueeren, dat Hieronimus Bruyngzeels seer abusif onder de Utrechtsche Generanlmeesters getteld word, wyl deselve Bruyunzeels is geweest een Zeeuwsch Muntmeester, soo als blykt uyt de Instructie hem in die qualiteyt gegeeven door de Staaten van Zeeland den dertighsten Augusty vyftien honderd taghtigh. De Resolutie den sesden January vyftien honderd een en taghtigh te Delst genoomen, kan dat fait helpen verifieren, sulcks de paiticuliere Munt deeser Provincie lange in vigeur was bevoorens den jaare vyftien honderd ses en taghtigh, behalven dat dit oock blyckt uyt een Penningh geslaagen op de Munten deeser Provincie in den jaare vyftien honderd drie en taghtigh, hebbende aan de eene zyde een Vorst in pet Harnas, voor wiens Knien staat het Zeeuwsche Wapenschilt, en tot omschrist DOMNE SERVA, NOS PERTMUS. En aan de andere zyde, een cierlijcke Muntroos, in welker middelpunt is, in een kleyn Schiltje, het Wapen van Zeeland, met omschrift, MONETA NOVA ARG: COMIT: ZEELAN: 83 f. Welke Penningh geen beproevingh konde ondergaan soo 'er geen Generaalmeester in Zeeland te dier tyd was geweest, het zy hy fungeerde separatelijck, het zy gecombineert met de Provincie van Holland, tot welk laatste misschien geoordeeld soude kunnen worden te doen, de aanstellinge van Hendrick van Nispen tot extraordinaris geadjungeerde ain Blasius Bouquet, welcke Hendrick van Nispen den een en twintighsten Augusty wyftien honderd twee en taghtigh aan handen van de Luyden van de Reekeningen in Holland eel gedaan heeft van het Officie van Meester Generaal van de Munten van Holland en Zeeland, soo als geallegeert is in hunne Edele Mogende Missive aan haar Hoogh Mogende van den een en twintigsten April laatstleeden; en omtrent welcke nog is aan te merken, dat de voorschreeve Hendtick van Nispen, volgens de series der Generaalen, niet eer voorkomt als ordinaris Generaalmeester, dan op het jaar vyftien honderd vier en neegentigh, soo als oock niet vroeger als op dat jaar mesding aldaar word gemaackt van Hendrick van Zuylen. Dat de inscriptien van den gouden Ducaat en Rycksdaalder, beyde ten jaare vyftien honderd drie en taghtigh na den Rycksvoet op de Munt van Dordrecht geslaagen, meede iets diergelijcks wel schynen te insinueeren, om dat op de Ducaten sigh vinden de woorden MO: NO: AUR: CONMIT: HOLL: ZEEL:, en op den Ryksdaalder, MO: NO: ARG: COVMIT: HOL: ZEEL:, en op het revers van beyde, VIGILATE DEO CONFIDENTIS. Dogh dat te letten staat, dat de Staaten van Holland by der selver Resolutie van den seevenden Mey vyftien honderd drie en taghtigh speciaal gelast hebben, de Inscriptie dier Penningen te vermeerderen met het woord Zel. ( Zeeland) alsoo het selve by haar al was nagelaaten op haar Daalder in vyftien honderd ses en seeventigh, dogh toen weeder van der selver convenientie is geoordeeld geworden, onaangesien 'er een afsonderlijcke Munt in Zeeland in exercitie was. Dat booven dien op den aghtsten Juny wyftien honderd drie en taghtigh, de Muntbus te Middelburgh geopent is, niet door Geldersche nogh Utrechtsche Generaalmeesters, die als tot de Keyserlijcke probations t hagen in den Westphaalschen Kreytz behoorende, daar toe niet bevoeght waaren; maar door de Generaalmeesters van Braband Melchior van de Perre en Jacob van Byland, den oude Blasius Bouquet na alle apparentie niet zynde in staat geweest daar by te assisteeren, en Hendrick van Nispen nogh niet zynde gecreëert tot ordinaris Generaalmeester. Het was derhalven in de uyterste ordre, dat de Brabandsche Generaalmeesters daar toe geroepen wierden: alsoo 'er van den tyd van Hertogh Aelbreght af, :l een gemeen Serment was tusschen de. Brabandsche en Hollandsche Munten, dewelcke niet was gediscontinueert, soo als uyt de Resolutie van Helland van den vyftienden November vyftiem honderd drie en taghtigh is te sien, dewelcke begint: , op het versoeck van de 2) Provoosten, Geswoorens, mitsgaders het ), gemeen gesermenteerde Geselschap van ce ,, Munt van Holland en Braband, residee, rende te Dordrecht ', dat hunne Hoog Mogende verders in gemelde Resolutie cn Missive van den aghtienden September jonghstleeden poseerende, , dat op den , aghtsten July vyftien honderd ses en , taghtigh, by de generaale Staaten goed, gevenden zynde geworden, om te no, mineeren ses Persoonen, en daar uyt te ,) kiesen en te committeeren drie of vier ,, Generaalen van de Munten, en drie an,, dere Persoonen, om daar uyt te kiesen , een Essayeur Generaal door den Graave ,, van Leycester, daar na uyt de Provin, ciale Generaals van alle de Munten zyn , geeligeert, Hendriek van Nispen, Jacob , Slooten, Hieronimus Bruynzees en Hens, drick van Zuylen, en tot Essayeur Ge,, neraal Jacob Fook, die anno vyftien , honderd neegen en neegentigh oock Ge,, neraalmeester geworden is ', hunne Ed. Mogende immers met reeden soude moogen vraagen na die nominatie selve, en na de Resolutie of Rapport aan de Generaale Staaten gedaan, uyt welcke blyckt, dat de Grave van Leycester die genarreerde electie effect ivelijk gedaan hebbe, waar aan te twyfafelen, het hunne Edele Moyende niet qualijck moet genoomen worden, soo wanneer de Resolutien selve, soo die van aghsten July vyftien honderd ses en taghtigh, als die van dertigh Mey vyftien honderd seeven en taghtigh met aandaght moet worden nagesien, hunne Edele Mogende absolutelijck ignoreerende, dat de Graave van Leycester esfectivelijjk die electie soude gedaan hebben, welck fait natuurlijcker te gelooven is t'huys te hooren by de Generaale Staaten van dien tyd selve: de woorden van die Resolutie zyn, ), dat by over,, lyden van een van de vier jeegenwoordige ,, Generaals van de Munten, den staat van ,, den selven niet en sal weesen impetrabel, ,, maar dat alsdan alleenlijck sullen blyven ge,, continueert drie Generaals, ten aansien van oude tyden niet meer als drie Generaals van ,, de Munten in alle de Nederlanden en zyn , gebouden ''. Dat uyt deese laatste woorden blyckt, of ten minsten moet geinfereert worden, dat drie Generaals in alle de Nederlanden te houden, een veel ouder saak was, dan de electie die door den Gravel van Leycester soo kont te vooren gepretendeert word gedaan te zyn. Dat hier nogh by komt deese aanmerkelijke omstandigheyd op het jaar vyftien honderd neegen en neegentigh, namentlijck, dat door het afsterven van Hendrick van Zuylen, het geral der toenmalige Generaals gekoomen was tot op een eenigen, soo als blyckt uyt haar Hoogh Mogende Resolutie van den vierden July vyftien honderd neegen en neegentigh, by welcke Wyntgis en Fook, op het versoek van den Generaal Nispen, meede in commissie en eed ontfangen zyn. Dat op dit subject nogh is aan te merken, dat deese drie Generaalen H. van Nispen, M. Wyyntgis en J. Fook, op den drie en twintighsten October vyftien honderd neegen en neegentigh aan de Staaten van Holland adviseeren op liet stuck van nieuwe schellingen, stuyvers en halve stuyvers te slaan, voor die Provincie particulier. Dat het met opsight tot Melchtor Wyntgis, deselve waar van soo aanstonds is gesprooken, seeker is, dat hy meede geweest is een Zeeuws Muntmeester , blykende sulcks uyt desselfs aanstellingh by de Staaten van Zeeland in sestien honderd een, eed, Commissie en Instructie. Dat hunne Edele Mogende de waarschynelijckheyd van de epoque van tyd, op weilcke het Zeegel van de Muntkaamer is in de waereld gekoomen, wel willen passeeren, schoon de bygebragte reedenen niets concludeeren, en dat men uyt de Retroacta had behooren te bewysen op welcken tyd de drie of vier Generaalmeesters van de Munten tot een Collegie zyn geërigeert geworden; alsoo die selve erectie de apparente epoque soude uytleeveren van de permissie tot het gebruyk van soo een seldsaam Zeegel uyt de Romynsche ouuheyd geimiteert. Dat hun Edele Mogende de titulature van Raaden oock wel kunnen passeeren, schoon de geallegeerde exempelen weynigh concludeeren 5 alsoo het evident is, dat in hun Hoogh Mogende Ordonnantien op het fait van de Munten, veele jaaren na het jaar sestien honderd seeven en dertigh consteert, dat de Generaals van de Munten geen Raaden zyn gequalificeert geworden; dat daarenbooven in het begrip van hun Edele Mogende natuurlijck valt, dat de woorden van Raaden of Raadsheeren, en die van Generaalmeesters twee distincte qualiteyten denoteeren, waar van de eerste behoorde aan de Kamers van de Reekeningen, en de tweede aan de Generaalen van der Munten, soo als uyt de oude Instructie of Commissie voor de Generaalmeesters van de Munt, door de Koninginne Regente, in naame van Keyser Carel den vyfde, voor sijn Landen van herwaards over in vyftien honderd vyf en dertigh gemaackt, niet onduyster is af te leyden; en allesints oock blyckt uyt het gedragh der Luyden van de Reekeningen selve, aan dewelcke by de bysondere Staaten het fait van de Munt gedemandeert was, en die de Generaalen tot haar adssistentie neemen daar sy het noodig vonden. Dat betreffende de Resolutie van den vyfden September sestien honderd seeven en dertigh, hunne Edele Mogende sigh oock reeds by hunne voorige Missive hebhen geëxpliceert, dat sy de propositie om het getal van Generaalmeesteren met twee of meer Persoonen te vermeerderen, alleen gedaan hebben om een amiable schikkingein deesen te vinden, en het interest dee Munten te bevorderen, terwyl het immers seeker is, dat gemelde Resolutie met eenpaarige bewilliging der Bondgenooten konde geannulleert worden, hebbende hun Ed. Mog. geensints intentie gehad, gemelde Resolutie te willen enerveeren, soo als hunne Hoogh Mogende hen gelieven te insinueeren. Dat hunne Edele Mogende verder, belangende de deliberatien over het redres der verloopene proportie tusschen het Goud en Silver, deweleke by hunne Hoog Mog. Resolutie van den seevenden Maart seeventien honderd sestig commissoriaal zyn gemaackt, remarqueeren, dat sulck een gedecerneert besogne van weynigh nut voor deese Provincie soude zyn, om de daagelijcks toeneemende schaarsheyd van Kasgeld in deselve te prevenieeren, soo langh gemelde deliberatien opgeschort blyven, vermeinde hunne Edele Mogende dat de Ingezeetenen deeser Provincie, immers soo notabel in dit werck geinteresseert zyn, als die der Provincie van Holland, terwyl hun Edele Mogende soo wel als de Heeren Staaten van Holland begrypen, dat het van de allergevaarlijckste en peruicieuste consequente kan weesen, in de Ordonnantie der Muntspecien, sonder ondersoek en reeden, eenige verandering omtrent het gewight, de gehalte, of het essay te maaken; dat dat de reeden is, dat sy het slaan van nieuwe Specien hebben voorgeslaagen, in welcke die swaarigheyd niet soude resideeren, terwyl sy oock niet konnen sien dat de dispositien der belligeerende MogendBeeden veel apparentie geeven, dat door de Pacificatie van Europa de genoegsaame quantiteyt van silvere Muntspecien soo ras herwaards sal toevloeyen, dat daar door den Munislagh van silvere Standpenningen ten genoegen bevordert soude kunnen worden. Dat het meede hun Ed. Mogende voorkomt geen juste consequentie te zyn, dat de herstellingh van de verloopene proportie in den Muntslagh , soude operteeren een daalingh in den prys van het silver Muntmateriaal; dogh dat sy de discussie van dat poinct sullen overlaaten aan het soo dickwils versoghie Besogne. Dat sy ook niet kunnen ontveynsen, de groote opgaave der daalinge van het Muntmateriaal ten voorleedene jaare, soo dat 'er Guldens op diversche Munten zyn geslaagen geworden, voor enkelde chimere te moeten houden, nadien uyt de opgaave van de quantiteyt dier gemaakte Guldens selve, al ras het geringe aantal van dien komt te blyken. Want uyt de opgaave van de Raaden en Generaalmeesters seedert den derden November seeventien honderd sestigh tot den derden November seeventien honderd een en sestigh, en dus van een geheel jaar, is bet evident, dat geen Guldens nogh halve Guldens op alle de Munten deeser Landen zyn gemunt, dan alleen de geringe quantiteyt van vier honderd een en neegentigh marken, beloopende elf duysend drie honderd twee en neegentigh guldens, namentlijeck, op de Geldersche Munt ses en twintigh mark halve Guldens; op de Hollandsche honderd mark heele en drie honderd twee en dertigh mark halve Guldens; op de Utrechtsche drie en dertigh mark halve Guldens. Het overige verwerkte Silver hebbende bestaan uit Penningen van Negotie, als silvere Ryders en silvere Ducaaten, waar in het verschil tusschen den prys en den Penningh, (zynde drie en sestigh en vyftigh stuyvers respectivelijck) en tusschen den prys van het Silver in de Commercie, altyd gevonden en vereffent word by een Opgeld, soo als de Oostindische Compagnie die silvere Ryders doet maaken voor Indien, daagelijcks gewoon is te ondervinden, en aan de Koopluyden die silvere Ducaaten doen slaan, meede algemeen bekent is, zynde dit Opgeld altyd soo groot als is het verschil van proportie, en suleks is teegenwoordigh van omtrent vier per cent, waar uyt de onmoogelijckheyd openbaar is, dat er Guldens kunnen geslaagen worden op den voet van Silver tot vyf en twintig guldens twee stuyvers, ten tyde het Silver in de Commercie constantelijck tot drie al vier per cento hooger te verkoopen is, ten waare iemand uyt plaisier of om een sustenue staande te houden, sigh getrooste Geld by die Muntslagh by te leggen, sulcks de kleyne quantiteyt van vier honderd een en heegentigh mark op sigh selve een bewys meedebrenght van het hier booven geseghde. Dat met srelatic tot de sustenue van de Stempels der goude Ryders, na den Muntslagh, te brengen onder de bewaaringe van de Generaalmeesters, hunne Edele Mogende dat aansien als een nieuwigheyd en een Infractie in haar reght van Souverainiteyt , die nogh door de Pacificatie van Gent; nogh door de nadere Unie van Utrecht in dit stuk is bepaald geworden, en dat sy het moeten houden daarenbooven voor een inbreuk in het Officie der Wardynen, en wel speciaal in het reght der Kameren van Reekeninge, Hoven of Raaden, na dat de bestellinge der Muntsaaken diverselijck ouds tvds, en nogh in de Provincien door der selver respective Souverainen gedemandeert zyn, by welcke Kameren, &c. altyd, en nogh te deeser tyd de Slaapers bewaard worden, daar het vry meer op aankomt, dan op onnutte Stempelen, die uyt haar selven niet langer duuren, of van gebruyk zyn, dan voor het loopend jaar waar in deselve gemaackt zyn. Dat het dernalven hunne Edele Mogende niet qualijck te neemen soude zyn, indien sy vroegen, waar het ooyt is gebleeken, dat men de Stempels van den Leeuwendaalder, en andere Penningen , als Standpenningen geordonneert 5, en daar voor by de Placaaten van den Lande gestatueert, (soo als de goude Ryder meede in der tyd gestatueert is geworden ) heeft doen brengen onder de Generaalen van der Munte. Dat hunne Edele Mogende derhalven noghmaals inhaereeren de propositien by hunne voorige Missives gedaan, om daar door alle confusie en verwarringe, die uyt de executie hunner genoomene, en aan hun Hoogh Mogende gecommuniceerde Resolutie, soude konnen ontstaan, te prevenieerens; dat haar Hoogh Mogende des niet qualijck gelieven te duyden, dat de noodsaakelijckheyd, om met den Muntslagh der Ryders in deese Piovincie voort te gaan, deselve blyvende , daar meede inmiddels gecontinueert worde, dogh dat hunne Edele Mogende, soo ontrent het slaan van nieuwe silvere Specien, als het openen hunner Muntbus, tot der selver eerste ordinaris bycenkomst in het aanstaande voorjaar sullen supersedeeren, om intusschen af te waghten, of by hunne Hoogh Mogende eyndelijck eenmaal eenige schikkingen sullen worden gemaackt, om mmdersints, na expiratie van dien, soodanige ordres te stellen als tot executie hunner genoomene Resolutie noodig sullen oordeelen, soo ontrent het openen hunner Muntbus, als ontrent het ssaan van nieuwe Specien, alles in conformiteyt van het geavanceerde en gementioneerde by hunne jonghste Missive van den een en twintighsten April laatstlee den, ten wyl hun ne Edele Mogendse alsnogh ypioteneeren teegens alle inconvenienten de welcke hier uyt souden moogen profsuceren. Sullende ten dien eynde Extract deeser Resolutie aan de voorschreeve Heeren ordinaris Gedeputeerden worden gesonden, somme van deselve ter Vergaderingh van hunne Hoogh Mogende openingh te doen. Onder stondt , Aecordeert met het voorschreve Register. Was getekent , A. Steengracht. WAAR op gedelibereert zynde, hebben de Heeren Gedeputeerden van de ses andere Provincien, de voorschieeve Resolutie copielijck overgenoomen, om in den haaren breeder gecommuniceert te worden. En is dien onvermindert goedu vonden en verstaan, dat Copie van de voorsenreeve Resolutie gesteld sal worden in handen van de Heeren van Lynden, en andere haar Hoogh Mogende Gedeputeerden tot de saaken van de Munten, om te visiteeren, examineeren, en van alles alhier ter Velrgaderinge rapport te doen.

Bronvermelding

Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland, archieftoegang 1.01.02, Inventaris van het archief van de Staten-Generaal, (1431) 1576-1796, inventarisnummer 3816, Gedrukte registers van de ordinaris resoluties, 1761

Ga naar de volgende pagina (497)  Ga naar de vorige pagina (494) Nieuwe zoekopdracht

Scan


Klik op de afbeelding om het te vergroten en de transcriptie ernaast te zien

Kunstmatige intelligentie (AI)

De transcriptie is door de computer gemaakt via automatische handschriftherkenning.
De samenvatting wordt door de computer gemaakt op basis van een taalmodel.
Beide kunstmatige intelligentie taken zijn niet perfect, maar vaak ruim voldoende zodat het historische document begrijpelijk wordt.

Zoek uw voorouders en publiceer uw stamboom op Genealogie Online via https://www.genealogieonline.nl/