Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 1.01.02, inventarisnummer 1610, pagina 29

dat Copye van der voors: Missive
en Bylaage gesteld zal worden
in handen van de Heeren van
Haesten en anderen haar Ho:Mo:
Gedeputeerben tot de saaken
van Vlaanderen, om met en
nevans eenige Heeren Gecom„
1 mitteerden uit den Raad van
Staates, by haar E. selfs te no„
,mineeren, te visiteeren, exami„
,neeren, en van alles alsnde fex„
Vergaderinge rapport te doen.
De Heeren Gedeputeerden van
de Provintie van Zeeland hetf,
„bent geinsteert, dat de Heeren
haar Ho:Mo: Ammbaasadeurs
aan 't beff van Vrankayk: Mog
,tent worden aangeschreevent
om te effectueere, dat van wee„
,gens het Gouveanement van
Baussel ordres zoudan mogen
gesonden worden, ten einde
Gecommitteerde
hooggemelde Heeren laaten
Raaden van Zeeland
of de Ingeseetenen van de
Forten, doorsgeene Officieren
off en Bedunden van Zyne
Neiderbyke Majesteit in die
Quantieren geincommodeerd
mogten worden, in de vrie
dispositie over de Algemeene
of particuliere Eigendommens
N. te
6s
den 5 December 1785.
Ontfangen een missive van Hen„
Drik Milborn, Mr. Seelhoed, Johan,
Mes Broodhagen, en J: V: Duynen,
zijnde geweestleeden vanden Raad in
Essequebo, geschreeven te Rio Esse„
quebo den 10 Junij laatstleeden, zig be„
klagende dat den Heer Dixecteur ge„
neraal Jan Lespinasse, na van han„
op behoorlyke inventarissen, alle de
Westindische Compagnie toebehoo„
rende Effecten te hebben overgenoomen
hun hadde bedankt, en van hunne
plaatzen inden Raad ontzet: doende
Vervolgens een Publicatie uitgaaen,
dat Repraesentant en Bewindheb„
=beren, door de neeming der Voorsch.
Rivier, alle hooge enlaage bedien„
=dens der Compagnie hadden gehou„
den voorgelicentieerd, en ontslagen
en men daar ook onder begreep te
geweezen Badhy Loenlanter
zijn de voorschreeve oodradeen.
Dat daar deeze zaak Voornamelijk
de Planters en Ingezeetenen be„
Bekamnen
Arpf, Welke zij in den Raad repre„
=ssenteerden, zij eigentlyk over 'tal
of niet verlaaten van hunne raads
plaatsen, de Burgezij hadden moeten
bij een zoepen, om de gedagten van