Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 1.01.02, inventarisnummer 11315, pagina 747

heelt Velkens volgens eedenpligt altoos aengetoont en
gerecommandeert (: zender dat men hiem aijt in zijne functe
heeft doen swijgen) dat de gereformeerde tot de branbande
ambagt heur ijck en mercktmeesters voor Roomschen le
hooren geprefereert te worden, alsmeede kan hij insgelij„
betuijgen dat in doorslaende almysen zig dielwils heeft
geaddresseert aende heeren u Ho:Mo: Commissarissen
Deciseurs en het nodige redres versogt wel is waardat zigh
niet directelijk aen u Ho:Mo: heeft geaddresseert, maar daer
tegens Staat te considereren dat noijt zoo opsettelijck
de Roamsche voorgereformeerde zijn geprefereert nag dat
dieswegens diergelijcke schrijftelijke clagten en requestente
redres, aenons zijn gepresenteert als in desen, zoo als ge„
Clekien is uijt de bijlagen sub 110 1. en het request lijanze voor
missive sub 110. 2; 2oo dat wy sulles nu niet langer hebben kan
,nen nog mogen nae laeten u Ho:Mo: van het gepasseerde
kennisse te geven, om daardoor te prevenieren de indiquati
die wij bij u Ho:Mo: door ons stilswijgen zandenhebben
gementeert; verhopende dat u Ho:Mo: letselve niet ander
sullen gelieven te considereren als voor eene bekentmakin
,ge waartoe Eeds en pligtshalven gelianden zijn.
Aongaende het geene verder voorgegeven word dat bij
het aenstellen dermeesters geene woordewisseling of can„
testatie zunde zijn geweest, den alleen overliet aenstellen
(ande meester van het brouweramgagt sullis camt ons
Vrentvoor, en het volgende narie van haere brief, Ceneemt
selfs daarvan alle waarscheijnelijkheijt, want den Borge„
meester met het goudsmeede, ambagt een beginmaekende
en daar toe tegens recessen nominerende eene Roomsgesinde
zoo is van ons beijde aenstants geseijt; volgens recessen ee
resolutien van haar Hoog mog: moeten de Brabandse mees„
„ters vande gereformeerde religie zijn, zonder welke
inspraek
in spiaeke deselve al aengestelt zande zijn
gebleven; en zoo is vervolgens telkens op het hooren
van eenen Roemschen genomineerden, de voorz: waerschou„
winge door ons gereitereert, bij wellie gelegentheijt door
den Commissaus instructeur Lemker, aengaende de
aenstellinge van janssen tot meester van het brouwer
ambagt is voorgeluenden en gevraegt, of het die selve jansse
was waarmede hij Mr. Lemker inden jaere 1720 was 6e„
drogen, die zig toenter tijt voorgereformeert uijtgaf in onse
kerlz comende en op vrijdagh vlees eetende, het geene den
gesworenlaed Breberenus van Dijck niet zal weijgeren
gerequireert zijn te declareren, welke voorz: janssen daer
na opentlijk professie vande Roomsche religie doende aen
stontsis geremoveert geworden; op welk discaurs den
moderne Burgemeester evenwel hebbende konnen goedvin
den, te sustineren, dat denselven janssen door hem tot
meester van het brouwer ambagt genomineert, behoorden
voorwel aengestelt te blijven en dat hij denselven zoude
maintineeren om reeden, dat denselven janssen voor deesen
tot Brabandsche molenmeester was aengesteltengetollo,
reert geweest; Waarop den Commissaris instructeur Coldard
willende repliceren des Borgemeester van resolutie kan
werden vanden geseijden Commissaris te doen swijgen,
die sulx met verwondering hoorende, alleenlyk seijde,
Heer Burgemeester ils verwagt in het taekomende dierge„
lijck bescheijt niet meer als ilzvolgens Eedenxhelit gehouden
„ben mijn officie waar te nemen; waerbij het voor die tijt
gebleven is, tot dat de vergadering aen het seleijde was
wanneer den voorz: Collard den Borgemeester aende
Cleine tasel approcheerde en op een vriendelijke wijse
(:alsnooijt te vooren invetschil of discorde met dien
Borgemeester geleest hebbende zoo alsaen een ieder