Ook Claes van Cruijsbergen ( nummer 17 op het schild ) verklaart in 1659 ,
eveneens voor notaris Nicolaes Listingh dat het schilderen van de Nacht-
wacht/1.600 , — heeft gekost . 12
De naam van de tamboer zal dan ook wel niet op het schild staan en de
trommelslager zal ook wel niet Jan van Kampoort geheten hebben . Hij
mocht al blij zijn dat hij geschilderd werd , op andere schuttersstukken
ontbreekt de tamboer soms helemaal , of is alleen de trommel geschilderd ,
zonder dat duidelijk blijkt of de tamboer wel of niet aanwezig is .
Vaak werd het tamboerschap als nevenberoep uitgeoefend . In een ver-
klaring , afgelegd op 14 October 1703 voor notaris Jacob Lansman te Am-
sterdam , betreffende Adolf Manuwels , wordt opgegeven dat deze tamboer
van de burgerwacht en Spaanse stoelenmaker van beroep is .
Hij zou gezegd hebben dat hij Rachel Matthijsse ' beslapen ' heeft . Deze
akte werd opgemaakt op verzoek van de matroos Dirck Verburgh die ,
zoals een op verzoek van Rachel afgelegde verklaring voor de notaris
Joannes va'n Geuns op 4 oktober 1703 vermeldt , onder trouwbeloften haar
reeds eerder ' beslapen ' zou hebben , met als gevolg dat zij 4 1 /» jaar geleden
' van een jonge zoon verlost was '.
In de begrafenisregisters vinden we eveneens verschillende beroepen-
combinaties . Als Metje Heinderiks , echtgenote van Pieter Jansz ., op 6 janu-
ari 1675 wordt begraven , vinden we dat hij besteller en tamboer is .
Andere combinaties zijn tamboer en huistimmerman , garbuleerder en
tamboer in dienst van de Oost-Indische Compagnie , tamboer en uitdrager
en tamboer en schoenlapper .
Ook in de ondertrouwregisters komen combinaties van tamboer en
andere beroepen voor . Robert Duchesne die op 2 november 1602 onder-
trouwt , was op dat ogenblik zowel trommelslager als trijpwerker . In een
ondertrouwakte gedateerd 28 november 1663 wordt de combinatie tamboer
en lintwerker genoemd .
Als Joost Witsen op 26-jarige leeftijd op 29 mei 1649 met Agniet Jans
ondertrouwt , vermeldt de akte dat hij snijdersgezel is , bij de ondertrouw
voor zijn tweede huwelijk met Annetje Claes op 5 september 1681 is hij
aanspreker van beroep en tussen deze data vermelden verscheidene nota-
riële akten dat hij als tamboer van de burgerij en later ook als tamboer en
ratelwacht werkzaam is .
Daarbij hielden Joost Witsen en zijn vrouw er ook een logement op na .
Eerst in hun woning in de Brouwerssteeg , later in hun woning in het
Wijngaardsstraatje . Hij heeft kennelijk geld genoeg om op 19 april 1659
de als korporaal uit Oost-Indië teruggekeerde Jacob Iacobsen Coues die
24 weken bij hem heeft gelogeerd , 74 gulden te lenen . 18
Op 3 juli 1660 leent hij hem nog eens 63 gulden . Dit vanwege genoten
verteringen gedurende 21 weken a / 3 ,— per week . De 74 gulden die hij
11 N.A.A . 2613/403 , nots . Nicolaes Listingh , 1659 .
12 N.A.A . 2613/415 , nots . Nicolaes Listingh , 1659 .
Zie voor nadere bijzonderheden over deze en de vorige akte Die Urkunden über
Rembrandt van C . Hofstede de Groot , blz . 253 en 254 .
13 N.A.A . 2287 46 / 97 , nots . Jacob de Winter , 19 april 1659 .
Jacob ruim een jaar tevoren had geleend blijken nog niet terugbetaald te
zijn . 14
Het houden van een logement bleek ook ongemak voor Joost Witsen
met zich mee te brengen . In de ochtend van de vierentwintigste juli 1670
overleed Jan Cornelisz . Slobbe , die als veerschipper vanuit Middelburg
op Rotterdam gevaren had , in het huis van Joost Witsen in het Wijngaards-
straatje . 16 De bezittingen die Slobbe achterlaat , worden op 6 september van
datzelfde jaar door Gerritt d ' Amour , een koopmansbode van Amsterdam
op Zeeland , namens de erfgenamen van Slobbe van Joost Witsen in ont-
vangst genomen . 18
Eind 1676 overleed in hetzelfde huis Sijbrant Jansz . Deze was als varens-
man uit Oost-Indië gekomen . Harcke Pieters van Hem verklaart op 30
januari 1677 op verzoek van onze tamboer , dat Sijbrant in de ongeveer
achttien weken dat zij samen bij Joost Witsen logeerden een ongebonden
leven leidde en meestal dronken was , waarbij hij dan bij het binnenkomen
raasde en tierde tegen Joost Witsen en diens vrouw . Hij kon het niet anders
zien dan dat Sijbrant Jansz . zich had doodgedronken , omdat , toen ze be-
vonden dat hij dood was , de brandewijn nog in een grote hoeveelheid uit
zijn keel liep .
Joost Witsen had Harcke Pieters van Hem geroepen met de woorden :
' Het is met Sijbrant geen deegh ( niet goed 22 ) ick gelooff dat de man doot
is ' toen hij van zijn wacht in die tijd was hij tevens ratelwacht — om onge-
veer 6 uur ' s morgens thuiskwam en er licht was gemaakt . 17
Op 22 februari bevestigen enige personen dat zij de zaterdagochtend
voor Kerstmis van het vorige jaar om 6 uur ' s ochtends verzocht waren
door Joost Witsen om in zijn huis te komen , omdat het met Sijbrant Jansz .
niet goed was en toen bevonden dat deze was overleden . 18
Diens erfgenamen verklaren op 5 maart 1677 zijn nalatenschap van Joost
Witsen te hebben ontvangen , In deze akte wordt Sijbrant Jansz . Sijbrand
Feijckes genoemd . 19
Ook de trommelslager Baerent Reijers behoorde niet tot de armsten . Op
22 mei 1621 deelt hij met de metselaar Maerten Cornelisz . Ketelaer de 4
erven op de Bloemgracht , die zij meer dan een jaar tevoren van Gerrit
Gouertsz . Sousburch hadden gekocht . Elk paar erven meette ongeveer
51 bij 27 V s voet . 20
Er is dus een tijd geweest dat alleen al bij de burgerwacht 180 tamboers
waren . Daarnaast hadden ook verschillende handelscompagnieën trommel-
slagers in dienst . Dit blijkt , behalve uit de hierboven genoemde tamboer
bij de Oost-Indische Compagnie , uit diverse notariële akten , gepasseerd
bij hun vertrek uit Amsterdam per schip naar Oost-Indië of de West of bij
hun thuiskomst .
14 N.A.A . 2287""/98 , nots . Jacob de Winter , 3 juli 1660 .
" N.A.A . 2299°"/86 , nots . Jacob de Winter , 24 juli 1670 .
" N.A.A . 2299"/86 , nots . Jacob de Winter , 6 september 1670 .
17 N.A.A . 2306 la7 / 84 , nots . Jacob de Winter , 30 januari 1677 .
18 N.A.A . 2306 »' / 85 , nots . Jacob de Winter , 22 februari 1677 .
" N.A.A . 2307 la8 / 2 , nots . Jacob de Winter , 5 maart 1677 .
30 N.A.A . 437/fol . 204v en N.A.A . 463/fol . 253 , nots . Palm Mathijsz ., 22 mei 1621 .
58
59