No. 79

Heden elf April negentienhonderd vier en dertig,

verschenen voor mij, Ambtenaar van den Burgerlijken Stand van Amsterdam, ten einde een

huwelijk aan te gaan:

Hendrik Brandt, winkelier. geboren

en wonende alhier, oud twee en vyf

jaren weduwnaar van Leonarda Johanna

Heringa. meerderjarige zoon van

Albert Brandt overleden en Catharina

Elisabeth Willemse, zonder beroep, wonende

te Haarlem en

Catharina Heringd, zonder beroep.

geboren en wonende alhier, oud een en

veertig jaren meerderjarige dochter van

Eliza Heringa en Hendrika Wilhelmina

Dinger beiden overleden

Bij Koninklijk Besluit van negentien

Maart dezes jaars is dispensatie verleend

van het verbod bedoeld bij artikel acht en

tachtig, nummer een, van het Burgerlijk

Wetboefk.

uit een geneeskundige verklarings,

blijkt, dat de bruid niet instaat is zich,

ter valtrekking van haar huwelyk, waar

het Huis der Gemeente te begeren:

De afkondiging tot dit huwelijk is onverhinderd geschied, alhier den

eenendertigsten Maart laatstleden.

Bruidegom en bruid verklaarden mij, elkander aan te nemen tot echtgenooten en ge

trouwelijk alle plichten te zullen vervullen, welke door de wet aan den huwelijken staat zijn

verbonden.

Daarop heb ik, in naam der wet, verklaard, dat zij door het huwelijk aan elkander zijn

verbonden.

As, getuigen waren tegenwoordig: Aertima Elisabeth Brandt

dochter des ermdegoms zonder beroep, oud zeven en

twintig jaren Frederik Johannes van Gulik, schoonzoon

des bruidegoms, kantoorbediende, oud negen en twintig

jaren Antoon Roelof Willem Slentge- schoonzoon

des bruidegoms onderwijzer, oud dertig jaren,

Hendrika Wilhelming Catharina Brandt kochter

des brindegoms, zonder beroep oud dertig jaren

allen wonende alhier Leonarda Petroneela

Bakker, zonder beroep, oud negen enzestig

jarin, wonende te Nieuwer Amstel en Anna

vanden Burg. zonder beroep, oud drie en veertig

jaren, wonende te Utrecht zijnde dit huwelyk vol„

trakken in het huis staande Gerard Doustraat

nummer tweehonderd zesentwintig alhier

Waarvan akte, welke overeenkomstig de wet is voorgelezen.

No. 180

Heden achttien April negentienhonderd vier en dertig,

verschenen voor mij, Ambtenaar van den Burgerlijken Stand van Amsterdam, ten einde een

huwelijk aan te gaan:

Jacobus Leonardus de Lange

portier, geboren en wonende alhier

oud zevenenveertig jaren, van echt

gescheiden echtgenoot van Amalia

Elisabeth Margaretha Müller, meer

derjarige zoon van Arie de Lange

overleden en Alida Anna Elisabeth

Fluiter, zonder beroep, wonende al

hier en

Hinke det Ioer, zonder beroep

geboren te Workenn, wonende alhier

oud eenendertig jaren, meerder

jarige dochter Jan Frans de Boer

huisschilder en Alida Van der Werf

zonder beroep, beiden wonende

te Worken

De afkondiging tot dit huwelijk is onverhinderd geschied, alhier en te

Wassenaar, den zevenden dezer

maand

Bruidegom en bruid verklaarden mij, elkander aan te nemen tot echtgenooten en ge

trouwelijk alle plichten te zullen vervullen, welke door de wet aan den huwelijken staat zijn

verbonden.

Daarop heb ik, in naam der wet, verklaard, dat zij door het huwelijk aan elkander zijn

verbonden.

Als getuigen waren tegenwoordig: Nicolaas Leodorus

de Lange schilder onddrie en vyftig

jaren en drie Cornelis de Lange

rietwerker, oud zevenendertig jaren

beiden broeder des bruidegoms en

wonende alhier

A. E. Brand.

H Bands

F.J v Lak

HHeringa

B Bakker

Mmans

A: R: W: Flentje

D vdBurg

R.W.C. Brandt.

N. The Lange

L de lange AC de Langer

van soest.

H. de Boer