van de boven gronden, waar voor gelijke som

betaald word, en voorts nog remarqueeren; dat

eene meerdere belooning, voor het afmeeten van

aan te leggene Plantagien, niet wel kan werden

geconsidereerd, een last op de Jngezeetene, alzoo

tie meerdere belooning, alleen zoude aangaan

die geene, welke voortaan mogte goedvinden

om Land te vraagen, welke dus, bevorens hier

van geinformeerd zijnde, daar op hun Calcula

zoude kunnen opmaaken, en besien, of het hun

convenieerde, om op alle de subsisteerende Lasten,

en belooningen een Plantagie aante leggen of

niet, dat echter Directeuren zig in deeze geen

partij zullen stellen maar het versoek van den

Landmeeter, eeven soo als het selve aan den Raad

gerenvoijeert is, ook ter dispositie van den Raad

overlaaten

2. Dat Directeuren insgelijks in ’t geheel aan den

Raad overlaaten, de dispositie, op het versoek

van Darnaad.

3.

Dat Directeuren zeer content zijn, over de Som

welke, den Raad heeft betoond, voor de belan=

gens van de Directie, door het publiceeren eener

ordonnantie, ten aansien van de betaling der

lasten, uijt welke genomene Resolutie, zij verwrag

tende zijn, dat voortaan minder Rbuijsen zullen

kunnen plaats hebben, bij de Ontfanger dier

mindelen.

4. Dat, aan Directeuren, zig heeft geaddresseert

J: J: Sporon geweesene predicant in de Colonie

met versoek, om te mogen hebben de vrijheid,

eerst over twee adrie jaaren, te beginnen het door

hem verkreegene Land, waar op hij bereyds de

eerste termijn had voldaan, en zij Directeuren

hebben goedgevonden, dat versoek te accordeeren,

mits hij sporon, de verdere termijnen, op de ver=

raltijd prompt betaald.

5. Dat Directeuren te vooren is gekomen, als of in

de maand van December 1777, het kruit Winga=

zijn op de Colonie, zoodanig onvoorsien sou zijn

geweest, dat men, bij geleegenheid van het Overleij

den van den Gouverneur Krecks, in de noodsake

lijkheid sou geweest zijn, om kruijt te leenen, van

de schippers der scheepen, welke zig in de Rivie„

bevonden, dat eene dergelijke beschuldiging, Direc

teuren ten uijterster surpreneerende en hoogst

gevoelig zijnde, zij aanstonds hebben doen nagan

in hoe verre zij mogten deel hebben, aan een sor

danigversuijm, dog dat Directeuren bevonden

hebben dat, eerstelijk volgens de Lijsten uijt de

Colonie ontfangen en aldaar in dato p.o Julij 17

door hun Heeren Randen behoorlijk onderteekend

op dien tijd in het Colonie magazijn zig heeft

bevonden 300 ponden grof en 187½ ponden

sijn kruijt, en nog met de najaars scheepen na

de Colonie is gerzonden 1006 ponden grof en 92:

ponden fijn kruijt.

1=e

9.

1

8.

6. Dat Directeuren, ingevalle het bovenstaande

waaragtig is, niet kunnen uijtdenken, wat de oorsaak

is, dat de voorraad, welke op p=o Julij in weesen

was, vier a vijf maanden daar na geheel geabsor„

beert soude weesen, en insgelijks niet kunnen be=

grijpen dat er weederom den 1 Aprril 1778 maar

300 ponden grof en 350 ponden fijn kruijt overig

soude sijn geweest, daar de scheepen van de Cap„

luijtjes & Rousman, welke 1000 ponnen Grof en

625 ponden fijn kruijt aangebragt hebben, soo weinig

tijd bevoorens eerst gearriveerd waaren, zij Directeu

ren derhalven niet hebben kunnen afzijn, om

hier van van den Rant kennis te geeven,

Dat verders Directeuren, aan hun Heeren Raden,

op ’t aller ernstigste aanmanen, en recommanderen

om deeze zaak nate gaan; en om te ondersoeken,

of het geene, bij Art: 5. &. 6. deezer Resolutie geste„

is, veragtig zij dan niet, en in het eerste geval„

ten geene, welke daar aan schuld had en daar

door de geheele Colonie aan het uijterste gevaar sou

bloot gesteld hebben, exemplaar te doen straffen,

en voorts soodanige voorsieningen uijttedenken

en te werk te leggen, als zij zullen meenen te be„

hooren om zeeker te weesen, dat, in het Colonie

Magazijn, altoos een voldoende quantiteijt Buskruijt

en alle andere ammonitie in voorred is, zijnde

Directeuren zeer geneegen, om de Colonie van het be

nodigde te voorsien.

Dat Directeuren, deste meer hebben nodig geacht,

om den Raad over dit stuk te moeten onderhouden,

om reedenen, dat de Lijsten, welke alhier overko„

men, weegens de staat der militie en Rmmonitie

van Oorlog, geteekend zijnde, door de Heeren Ra

den der Colonie die hunne onderteekening en Cer=

tificaat ingevolge de Resolutie van A. H. M:

werd geconsidereerd gedaan te hebben op den ted

bij de aanvaarding hunner plaats, als Rand

afgelegd.

Dat Directeuren, tot Gouverneur der Colonie,

hebben aangesteld M:r Pieter Hendrik Koppiers,

welke, met eerstvolgende scheepsgehegenheid na

ver Colonie staat te vertrekken.

zijn geleesen de brieven van den Meester Steenbak„

=en I. F. Kurtzus van dato 22 Februarij 1778

p Cop: Knoll, en van 6 April 1778 pCap: Van de

Wall ontfangen.

Waar op gedelibereerd zijnde, is goedgevonden te resori„

beeren.

Dat Directeuren, gesien hebbende zijne gegeevene

informatie, ten aansien van den weggevlugte Nee

ger Mercurius, zig daar meede voldaan houden,

dan, dat Directeuren verders requireeren te weten