daego aengevallen is, met sulcke furie, datse met

alleen retireerde, maer oort eenige jnt' water

vluchten, dan wederom door hare officieren renge

maent ende geincourageert, datse liener als

Soldaten voor hare viant wilden steren, als hun

gelnen als pottrons Jnde remere verdremten,

hebben nieuwe couragie genomen ende haer Jn

hare fortresse gemanntineert, sop dat den gemelten

heere Grane van Stirum, met verlies van eenich

volgt afgeslagen is, ende den viant op de veluwe

hebben moeten laten dommneren, ondertusschen zyn

hy allerhaest alle de steden van de velne als op de

velkant van alle behouften ende Rrychsvoltt op het

spoedichste versien ende beset, op dat den vijant geen

voorder Jnvasie doen soude ende heeft Godtloff

tot nochtoe niet meer gedaen als hier en daer

op de veluwe ghebrant, daer is soo groot gebreck

van vinres Jn syn leger, zynde vijffendertigh

5

duisent man soo te paert als te voet groot somen heyt

ende alsoo alle de bouren jnee vaste Steden op ontboden

syn, men verhoopt haer de Corl sal scheyden, Jmer

dewijl de vijant dus lang tyt gegenen heeft, sonder

eenige plaetse te Jncorporeren, hopen met Godes

zulxe sall moeten vertrecken, gelyck op hun den geruchte

comen dat vuit de veluwe vertrocken is, het Crinvol

vande Comp: Is opt ernst begeren van ho: mo:

heeren Staten Snal en vermits den subiten noot

voor een weert, twee, drije tot vttrecht als amers„

fort in garmsoen getrocken, tot dat de scheepen

gereet sullen syn, taunt niet als te beter voor

ons syn sall, alsoo t' volct ondertusschen wert

geveffent, ende dan gelickelijk sullen t' scheepe haen

nde belegeringe voor den bosch gaet alles godtlof

wel, verhopen dat door Godes genade, de stadt binnen

een maent ons syn sall, Ge Ho: mo: heeren

Saten Sral hebben zijn Ex. door gecommitteerde

geaninneert, dat hij om de voorz Jnvasie vanden

viant niet wilde laten te continueren en alle debroeren

te doen voor den bosthn, dat zij luyden daer tegen met

Gedts hulpe hodanich ordre souden stellen, dat alle

voordere onheylen mochten geweert en voorgeroune

werden, wij hebben alhier aduisen, dat het

halvven, dat vuijt de bast gelopen is, neffens

eenige suijcker schepen, door eenige Caepvaerders

gedwongen is geweest hy terrerasn te loopen

daervan wij V. E goetvinden tenduigeren om zi

gelegentheyt op te letten/ —

Onsen otter en de maegt van Zithuijsen sijn vande

brabilge oust alhier God loff wel Jngeromen met

ontrent 1200 kisten huiser, 230 kisten tonbark, 85.