1196
en duijdelijk koomen te blijken; dat den
gevangen en gedaagde, omtrent het begin
der gepasseerde maand februarij van sijn
Lijffheer Martinus Wessel gedrost
weesende, en op den 13:' derselver maand
een voorneemen genomen hebbende,
zich van het Rondebosje Caabwaarts
te begeeven, aldaar omtrent de plaats
van den Eerwaarden Heer Le sueur
hem gevangen en gedaagden ontmoet
is den bovengen: slaaf Matthijs
van Ceijlon; dewelke hem gevangen
en gedaagden, voor een Drosser verkent
hebbende, aangegreepen en vastgebon„
„den heeft, met voorneemen hem gevan
„gen na zijn Matthijs Lijfheers
plaats te brengen, waar in hij Matthijs
met hem gevangen en gedaagden ook
soo verre gevordert is tot omtrent de
plaats van den burger Ian
Bruijns. Dog aldaar gekomen sijnde,
heeft hij gevangen en gedaagde zich
weeten los te maaken en het ver
volgens op een Loopen te zetten
Maar dewijl hij gevangen daar in
alsdoen zijn Oogmerk nog niet heeft
kunnen bereijken, gemerkt den Eeven
gen:t slaaf Matthijs hem gevangen
en gedaagden soo voorts agteraan
gevolgt is en ook eijndelijk agter
haalt heeft, soo is daar door voor't
gekoomen; dat hij gevangen en gedaagde,
met den slaaf Matthijs daar op
aan het worstelen geraakt sijnde,
zijn kans waargenomen, en het mes„
't geen den eevenged=t Matthijs op
zijn broeksband voerde, hem stilletjes
ontnomen heeft. Dan dewijl sulx
door hem Matthijs nog in tijds ontdekt
geworden is, heeft hij Matthijs daar op
teegen den gevangen en gedaagden gesegt:
geeft mijn mes wederom dan sal
ik sou lopen laten. Maar in steede
van hier na te zuijsteren en zich van
het mes te ontdoen, heeft hij gevangen
en gedaagde met dat mes, waarmeede
hij gevangen door den evenged=e Mat
„thijs, die alsdoen maar zijn bestdeed
omme hem gevangen dat mes weederom
te ontweldigen, dan ook onder die worste„
ling even in zijn hand is gequetst
geworden hem Matthijs een steek
in sijn buijkeeven boven de Navel
toegebragt, en zig dus daar op wee
„derom ter vlugt begeeven, Terwijl hij
Matthijs immiddels aldaar soo lang
op de grond is blijven leggen tot dat hij
van daar ter ordre van sijn Lijfheer
Caabwaarts gebragt geworden is.
Schoon den gevangen en gedaagde nu
deese aan den slaaf Matthis toege
bragte quetsing niet ontkent: soo scheijnt
hij evenwel deselve een geheel anderen
Draeij te willen geeven. aangezien hij
gevangen in sijne Confessie komt te
zeggen; dat, wanneer hij gevangen
aan't Loopen gegaan en door den slaaf
Matthijs met een mes in de hand
agtervolgt, en hij gevangen over sulks
daar door bevreest geworden was, dat
hij gevangen van dien slaaf met dat
mes zoude gequetst werden, hij gevan„
„gen zig alsdoen omgekeert hebbende,
dat mes dien slaaf afgenoomen en
denselven daarmeede een steek in des
selfs buijk toegebragt heeft. waar
op hij gevangen en gedaagde dan, ten
door
6.
aansien
3
E