narigtinge.
Is ter Vergaderinge geleezen de Pee„
„queste van Lacharius Reuse,
,woonende te Philippine, zoo
voor sich als zyne nate mel„
,dene Vroun, en derselver qua„
„liteiten; houdende, dat zyn
Suppliants Vrouw, Maria
van de Pee, tot eeniverseele
Erfgenaame, en hij suppli„
nant, door wesle sara Ma„
„reeuw, Weduwe van Johan„
,nes Keppelaar, gewoond heb„
„bende en overleeden te Philip„
„pine voorne, op den 44 Decem,
„ber des laatstleeden jaars
178 by haar Sestament, ver„
„leeden ende gepasseerd voor
den Notaris Anthonij van
Doeveren, praesent geteigen,
op den 17 April 1783, aan
gesteld was tot Executeur
en haaren Boedel en Vala
„tenschap.
Dat he Suppliant en
Zyne Vrouw, in hunne
gemelete qualiteiten had„
,den moeten ondervinden
dat Jacobus Mareeuw, wo„
,nende te Middelburg en
Zeeland, zoo voor sig selven,
als
alscle vato Carerende voor Guil„
„laam Klaassen, als in heuwe
,lijk hebbende Marcurictha
Marceun, zoo voor s19 selven
als voor de Weese Sara Ma
„reeuw, item voor Marcus
de Smit, als Vooge over
deselve sara Marccuu; en
eindelik vor Louis Bedet
en Abraham Adricxanse,
na alvoorens opden 18e. Meeij
deeses suars, gedaane No„
„tariate ensincatie, waar
op vervolgens, be andwoord
waste kennen gegeeven.
Dat de Aigistraat van
Philippine sigbej Requeste
aan haar Hoog Mogende
had geaddresseert en versog„
verklaaring, of het Testa„
,ment in quastie, en alle
andere Despositien, te
Philippene reeds gepas
„seerd, of nog te passeeren
bestaanbaar waaren, dan
niet; en derhalven ver„
,sogt, dat alles mogt wor„
,den gesurcheerd, tot dat
by haar Hoog Mogende
daar op zoude weesen
sadisponeerd; des niet
teegenstaande sig aan