Browse transcripts » National Archives / Archives South Holland

archive access 2.10.02, inventory number 317, page 25

Op grond van hetgeen vervat is in myn overloopig
rapport, Bandjermassen 30 Maart 1652, myne missive Ma„
Nassur 13 April 1552 No. 25 en van het geen hiervoren is gerap„
porteerd, berigt en als consideratien gegeven neem ik de
vrijheid aan Uwe Exeellentie eerbiedig in overweging te geven
A om zoo noodeg het Mlelitair departement te hooren, omtrent
a Het opdragen der betrekking van Administruteur der kolen„
myn Oranje Nassau aan den Veluitenant de Infanterie
81var os
l Hervoeren van dien officier voor memorie en
CHet aan hem opdragen van het kommando over het
de tulhement troepen op de myn dienst doende.
en om daama
Is te besluiten,
Gelerenenz:
Overwegende dut uit de rapporten en mondelinge in„
lichtingen van den Ingeneur cler 2 klasse voor de niguen
en Neierlandsch Indie Corn: de Groot aangaande zyne bevin„
duny der kolemmijn Orunje Nussau in de Residentie duid
en Oostercsceeling van Boieo onder anderen is gebleke„
1e. Dat het leestuu dezer exploitatie verkeerclelyk wus ingenge
waardoor de werken onder den grond omegelmatig en
zouder verband waren.
de. Dat de kolen te digt by het aan den dagkomende eva„
ren weggenomen, waardoor voor een zeer groot gedeelte
verweerde kolen werden geleverd.
3e. Dat er geene voorbereidende werkgaan heden waren unt
gevoerd en en alzoo niet was voorzien in eene regelmatige
productie voor het vervolg van tyd.
4e. Dater met genoeg werd gezorgd voor eenen geregelden afvoer
naar
12
2717 A4n8.
la
Ravenhage, den 16 Februarij 1851.
naar Bandjermesin en geene voorzorg werd genomen tot
beschenning van den voorraad kolen op de myn leggende,
waardoor die brundstof wegens de afwisselende zware regens
en sterken zonneschijn veel laden en clat bovendien een voorraad
van rui 200 tou, op eene plaats was opgeslagen welke door
de bundjen werd bereikt en door het onder waterstaan genoeg„
zaam onkreckbaar was geworden.
5 Dat men de kolen heeft afgescheept, ongeauioerd van den
Aaanneee voorkomenden kleisteen.
6. Dat door het Bestecen te Bandjenmasen verkeerdelik
onde de afgeleverde kolen werden opgegeven, die welke door
de Hoompecuuw worden gebruckt.
7e. Dat de verluchting de myn, vooral nuby dle fronten der
werken, veel te wenschen overliet, couardoor cilduar de lucht
zeer nadeeling was voor de ineedering.
8e. Dut de verlichting, de vervoermiddelen in en op de mijn, en
de gebouwen en enrigtingens op het gras, en volkomen goeden
slaut waren.
4e. Dat wanneer de reeds in 1649 aan de kolen ontgenning toege„
zegde 2 Tunca pruumuen te Bandjermasen zullen zyn aange„
komen en de op sapel slaande geoote luadbost zal zyn te water
geluten en ruimschroots zal zyn voorgien in de vervoermiddelen
te wulen, voor de te verwachtene productie; mets van die mid„
delen een gepast gebruik worde gemaakt.
10e Dat de berekeningen door den Resident gemaakt in zy„
ne confectentieele missive van den 16 November 1651 Lette sa
op met zeer juiste gronden steunen, zullende de kosten van cf„
voer welke verbeteringen men daaraan ook toebrenge by de be„
peckte produtlie de myn, altyd voor de ontgenning te bezeva„
rend blyven; wegens den grooten afstand van Oranje Nassau
lot