Browse transcripts » National Archives / Archives South Holland

archive access 1.04.02, inventory number 4151, page 207

1322
hoofde deesen, volgens hunne eijgen bekentenis
vrijwillig gegeven waarlijk hebben bedreeven
het Crimen Sodomia, in Summo gradu, ofte
dat sijlieden malkanderen, over en weeder
Ieder twee rijsen volkomentlijk, dat is Cum
Effusione sparmatis, tegens de naar misbruijkt
hebben, soo op de Cadel van den eersten als op de
Cadel van den tweeden get:
Ende alsoo den Eijsschen sustineert, dat hij thans
uijt hunne libere Confessien, en bijgevoegde
attestatien, de saak klaar genoeg heeft aen
getoond, soo schier hier niets over, als het
Corpus delicto aen te toonen, om sijnen Eijsch
te fundeeren, deselve bestaet alhier inde
volkome bekentenis van den ged: selfs, alsoo
het een misdaat is dewelke soo als de regts
geleerde het noemen (:nullum vestiquemrelinq uit/
off geen teken, off blijk na het bedrijven nalaat,
als konnende door ogen gesien nog door ooren
gehoord worden, als alleen groote Extrimitijten
daar van, die in dit geval ook klaar zijn,
waarom hier nu nog maar te besien en bawijsen
staat, wat straffe deese twee goddeloose
en Elendige misdadigers meriteeren, en waar
over geen Contestatie ter weereld kan vallen,
nademaal die misdaat alhier tot Leetweesen van
den Eijsscher soo dikmaals door hem voor uEd:
Concludeert dat byde de gev„s
en ged„t in den hoofde deesen
achtb: is gebragt, en altoos geoordeelt is, ten
vollen doodelijk te sijn, omme egter volgens gebruijk
aen te toonen uijt goddelijke, en menschelijke
bij ons in gebruijk zijnde wetten, dat die misdaat
wanneer volkoomen, gelijk hier gepleegt is altoos
en sonder de minste genaade, als gods tergende,
en Landverderslijk zijnde, met de dood gestraft
werd, soo gelieve uEd: achtb: maar te sien, inde
hijlige wet Gods in 't boek mosis Leviticus gen„t
Cap:n 18 p„s 22 en Cap: 20 p„s 13 bij de weereldelijke
wetten in Simon van Leuwens Censura forensi
L„a 5 Cap 28 N„o 9 bij huber in Pralectionbus 2 deel
3 boek Cap: 12 N„a 12 Carpsorins in sijn quastien onder
den titul van sodomie, wijdlopigen breed, door
dien gantschen Titul alwaar hondert met dit
gevoelen Concurreerende wetten, en regtsgeleerden
werden aen gehaald En nademaal d' minste
hasitatie niet overig is, ofte den Eijsscher ook
iets kan uijt denken, tot ontschuldiging off
verligting van de twee ged„s in den hoofde deeses
gemeld, soo is het dat hij sig amps halven
verpligt vind, volgens het booven g'allegeerde,
en soo het mogelijk is, tot stuijtige en weringe
van soo een verdoemt onnatuerlijk quaet, te
mogen en moeten Concludeeren gelijk daer bij
deesen. —
achtb: is
gemeld
s
-