Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 1.01.02, inventarisnummer 11186, pagina 13

aanden Tekelij als Hertogh in Over Hungarijen heeft
overgebragt, de kapis ondervan violetverwe envier vingen
breed van massif goud behalvende Edele gesteente; bovenwi
en als een kap van eendragonder gebogen. Het vendelis
rood, heeft aande einden daarmenze aanvasthouddikke
vergulde knoppen met Turksch geschrift, Ondertussche
zegtmen, dat in Mongatzveertig stucken, veel provisie
vanoorlogh, maar weinig levens middelen heeft gevonden, dat
daarinne niet meer als vijffhonderd Hungarische Soldaten,
ende eenigeweinige Duijts: zijn geweest.
dan Constantinopolen heeft men vorder berigt, dat den nieuw
Groten Sultan den Kislar Aga het hooftheeft laten afslaa„
ende alle zijne goederen drij, millioenen weerd confisquere
en onder de militie uijtdelen; dewijle hij gezind is, zelff in
persoon te veld te gaan, ende krijgs expeditien bij te wouen,
dat hij tot betere voortzettinge vandien naarden Koningh in
Persien, Groten Mogol, Barbarien en Asien omme
volk te bekomen, Gedeputeerden heeft affgezonden.
Alhier word vanwegen dit Hoff sterkgearbeid omme volk
uijt het Rijk te bekomen, 't geen missihien meer Zwarigheid
zall vinden, als men welmeindt. Hiermede
Hoogh Mogende Heeren, Wien den 2
Januarii 1686. Hamel Bruijnincx.
.Wandaag heeft den keizer de propositie aande Neder Oosten„
rijks: Stenden gedaan tot geldt voorden oorlogh.
exs. Envoyé Hamel Bruijnincx.
rec: 13. Februarii 1688.
Hoogh Mogende Heeren.
Mijne Heeren. Gisteren heeft den Prince van
Savoijen, de Heeren Graven van Rosenbergh, den Grave, van
Sterenbergh, den Graaf van Weistenwolff, en den Grave
van Windischgratz inde Ridder Stove het gulde vlies
van Zijne keizerlijke Majt. ontfangen.
egenwoordigh heeft men de particulariteiten van't Accordt
met de Gravinne van Cekelij van het overgeven van
Mongatz bekomen als volgt: dat aande kinderen van Exs. Envoyé Hamel Bruijnincx,
ragotzij, ende aanalle rebellen die in Mongatz zijn gewezec: 16. Februarii 1688.
hare koerende en onroerende goederen, uijtgenomen, Monga
en Miclos (die aanden keijzer zullen verblijven op deze
cons
Hoogh Mogende Heeren
Mijne Heeren, Volgens den Inventaris zijn in
Men heeftookberigt, dat den Generaal Caraffa naar het
verrigten van eenige zaken tot Mongatz, naar Zevenb:
afgereist was. Dat den Apaffij, hem eenpaard en een
buijdel volducaten toegezonden had. maar dat hij het paard
behouden dogde ducaten naar Skeizers Commissaris
Ampt hadde gezonden, omme die in afslagh van't geen het
furstendom schuldig was aan te nemen. Hiermede
Hoogh Mogende Heeren, Wien den
1. Februarii 1688. A: Bruinincx.
conditien zullen werden gerestitueerd, dat men alle 9.
de Castelen Sloten en Sterkten metduijns militie zall
bezetten, de kinderen alhier voeren enonder 's keijzers tutele
encuratele zijn enverblijven zullen, dat inde Vestinge
alles groot en klein geinventariseerd, enden inventaris van
Grava Caraffa en vande voornaamste Adzerenten vande
Gravinne Cekelij, onderteikent is geworden. Dat die in
Mongatz nogzes maanden victualie in de Vesting hebben
gehad, en dat de oorzaak van't overgeven vande plaats deze
is geweest, dat de keizers: de Palamka hadden veroverd,
ende militie die daarinne was het Slotzelff hebben beklomen,
dewijle de Gravinne Tekelij, geengeldmeer had om haar te
contenteren, dewijle zij te voren hare beste kleijnodien (daar
onder 't afbeeldsel vanden koning van Vrankrijk, met
kostelijke diamanten bezet enaant Cekelijvereerd) naar
Polen had verzonden, en aldaar verpand zulk datmen
geengereedgeldmeer heeft gevonden; maar den Grave
Caraffa het reis geld naar Weenen aande Gravin heeft
moeten lenen.
De meerged: Gravin zoude omverlofgebeden hebben een Couriser
aanden graaf haar man afte mogen zenden omme hem door„
„zaak van't overgeven der plaatze te laten weten, maar zulx
is haar geweigerdt
Menheeft hier eenwijl tijds Sterk gesproken dat den Cekeleij,
naar Turikijen was gevoerd, maar 'tzelve continueerd niet
om datmen berigt heeft, dat hij onlangs 'tvee van bij Morgats
wege gevoerd heeft