Blader door transcripties » Gelders Archief

archieftoegang 0168, inventarisnummer 3904, pagina 19

443
1
Op heden, den vier entwintigsten Septimber
des jaars achttienhonderd drie en zeventig, is voor
Meester Rudolph Abraham Idaard Colenberander,
notaris in het eerste arrondissement der provincie Gel-
derland, standplaatshebbende te Nykerk, in tegen.
woordigheid van den heer Dirk Prins Hendriks zoon no„
tidskleek en van Hendrik van ’t Hoog, landbouwa, beiden in de gemeen„
te Vykerk wonende als getuigen, verschenen:
van Woudenberg, landbouwer, aan de Lank
op Holk onder Wijkerk woonachtig en, even als
de getuigen, mij notaris bekend.
—
Welke comparant, ten overstaan van mij notaris en in
tegenwoordigheid der getuigen, zijnen uitersten wil heeft
verleden, dien ik in duidelijke bewoordingen heb doen
schrijven, zoo als die zakelijk door den erflater aan mij
notaris was opgegeven en hiervolgt:
„Ik herroep alle vroegen door mij gemaakteni terste
„wilsbeschikkingen.
Ik legateer aan mijne vrouw Francina of Fran„
ciertje Bruinekool, het vruchtgebruik haar leven lang
gedurende, van mijne geheele nalatenschap, met vrij stillia
„
van de verpligting tot hetstellen van zekerheid den vrucht„
„gebruiken bij de wet opgelegd, doch behoudens de toe
passing van artikel 965 des Buigerlijken Wetboeks, wan„
nen die mogt worden gevorderd.
De opgaat van dezen uitersten wil, buiten de tegen„
woordigheid der getuigen gedaan in het opstel door
wij notaris gereed gemaakt zijnde, heeft de aflater
alvorens de voorlezing daarvan is geschied, zijnen wil
nader zakelijk, in tegenwoordigheid der getuigen,
opgegeven.
Daarna is, in tegenwoordigheid der getuigen, deze
uitersteail door mij notaris aan den erflate voorge„
legen en na die voorlezing is door mij, in dezelfde te„
genwoordigheid, aan den erflaten afgevraagd of het
voorgelezene zijnen uitersten wil bevatte; waarop
hij toestemmende heeft geantwoord.
Waarvan akte Gedaan en verleden ten woon
huize van den Comparant, ten jare en dage in het hoofd
dezen vermeld, in tegenwoordigheid der genoemde
getuigen, die met mij notards deze minute, inmid.
delijk na hare geheele voorlezing, hebben onderteekend
terwijl de comparant, op de hem onmiddelijk na die wor.
lezing daartoe gedane uitnoodiging, heeft verklaard